Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für lok (Niederländisch) ins Spanisch
lok:
-
de lok (haarlok)
Übersetzung Matrix für lok:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
mechón | haarlok; lok | knot; knotje haar; krul; krullende haarlok; krulletje; sluiswerk |
mechón de pelo | haarlok; lok |
Verwandte Wörter für "lok":
lok form of lokken:
-
lokken (aanlokken; verleiden; weglokken; meelokken; voortlokken; verlokken)
-
lokken (tevoorschijn lokken; dichtbijlokken)
Konjugationen für lokken:
o.t.t.
- lok
- lokt
- lokt
- lokken
- lokken
- lokken
o.v.t.
- lokte
- lokte
- lokte
- lokten
- lokten
- lokten
v.t.t.
- heb gelokt
- hebt gelokt
- heeft gelokt
- hebben gelokt
- hebben gelokt
- hebben gelokt
v.v.t.
- had gelokt
- had gelokt
- had gelokt
- hadden gelokt
- hadden gelokt
- hadden gelokt
o.t.t.t.
- zal lokken
- zult lokken
- zal lokken
- zullen lokken
- zullen lokken
- zullen lokken
o.v.t.t.
- zou lokken
- zou lokken
- zou lokken
- zouden lokken
- zouden lokken
- zouden lokken
en verder
- ben gelokt
- bent gelokt
- is gelokt
- zijn gelokt
- zijn gelokt
- zijn gelokt
diversen
- lok!
- lokt!
- gelokt
- lokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het lokken (verleiden)
Übersetzung Matrix für lokken:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
anudar | aanknopen; knopen | |
atraer | lokken; verleiden | |
seducir | lokken; verleiden | |
tentar | lokken; verleiden | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
anudar | aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken | aan elkaar binden; aan elkaar knopen; dichtbinden; knopen; strikken; toebinden; vastknopen |
atraer | dichtbijlokken; lokken; tevoorschijn lokken | aantrekken; bijtrekken; erbij trekken; naar zich toe trekken; naartoe trekken; rekruteren; ronselen; rukken; sleuren; trekken |
seducir | dichtbijlokken; lokken; tevoorschijn lokken | gunst winnen; verleiden |
tentar | aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken | aftasten; afvoelen; beproeven; gunst winnen; in verzoeking brengen; proberen; uitproberen; verleiden |