Niederländisch
Detailübersetzungen für verdikken (Niederländisch) ins Spanisch
verdikken:
-
verdikken (door koken dikker worden; indikken)
-
verdikken (door koken dikker maken; inbinden; door koken verdikken; indikken; inkoken)
-
verdikken (dikker worden)
Konjugationen für verdikken:
o.t.t.
- verdik
- verdikt
- verdikt
- verdikken
- verdikken
- verdikken
o.v.t.
- verdikte
- verdikte
- verdikte
- verdikten
- verdikten
- verdikten
v.t.t.
- heb verdikt
- hebt verdikt
- heeft verdikt
- hebben verdikt
- hebben verdikt
- hebben verdikt
v.v.t.
- had verdikt
- had verdikt
- had verdikt
- hadden verdikt
- hadden verdikt
- hadden verdikt
o.t.t.t.
- zal verdikken
- zult verdikken
- zal verdikken
- zullen verdikken
- zullen verdikken
- zullen verdikken
o.v.t.t.
- zou verdikken
- zou verdikken
- zou verdikken
- zouden verdikken
- zouden verdikken
- zouden verdikken
diversen
- verdik!
- verdikt!
- verdikt
- verdikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze