Niederländisch
Detailübersetzungen für scheen (Niederländisch) ins Spanisch
scheen:
Übersetzung Matrix für scheen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
canilla | scheen | cilinder; filmspoel; klos waarop garen gewonden wordt; klosje; scheenbeen; schieter; schietspoel; spoel; tube; uitspanning |
espinilla | scheen |
Verwandte Wörter für "scheen":
scheen form of schijnen:
-
schijnen (lijken; eruit zien; toeschijnen)
-
schijnen (de schijn van iets hebben)
-
schijnen (licht geven)
-
schijnen (fonkelen; stralen; flikkeren; glanzen; sprankelen; twinkelen)
brillar; hacer brillar; dar luz; destellar; amanecer; iluminarse; centellear; clarear; relampaguear-
brillar Verb
-
hacer brillar Verb
-
dar luz Verb
-
destellar Verb
-
amanecer Verb
-
iluminarse Verb
-
centellear Verb
-
clarear Verb
-
relampaguear Verb
-
Konjugationen für schijnen:
o.t.t.
- schijn
- schijnt
- schijnt
- schijnen
- schijnen
- schijnen
o.v.t.
- scheen
- scheen
- scheen
- schenen
- schenen
- schenen
v.t.t.
- heb geschenen
- hebt geschenen
- heeft geschenen
- hebben geschenen
- hebben geschenen
- hebben geschenen
v.v.t.
- had geschenen
- had geschenen
- had geschenen
- hadden geschenen
- hadden geschenen
- hadden geschenen
o.t.t.t.
- zal schijnen
- zult schijnen
- zal schijnen
- zullen schijnen
- zullen schijnen
- zullen schijnen
o.v.t.t.
- zou schijnen
- zou schijnen
- zou schijnen
- zouden schijnen
- zouden schijnen
- zouden schijnen
en verder
- ben geschenen
- bent geschenen
- is geschenen
- zijn geschenen
- zijn geschenen
- zijn geschenen
diversen
- schijn!
- schijnt!
- geschenen
- schijnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
schijnen (licht verspreiden)
-
schijnen (doen voorkomen)
Übersetzung Matrix für schijnen:
Verwandte Wörter für "schijnen":
Synonyms for "schijnen":
Antonyme für "schijnen":
Verwandte Definitionen für "schijnen":
Wiktionary Übersetzungen für schijnen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schijnen | → parecer | ↔ scheinen — in einer bestimmten Art und Weise wirken oder aussehen; einen Eindruck erwecken |
• schijnen | → lucir; brillar | ↔ scheinen — Licht aussenden |
• schijnen | → parecer | ↔ seem — to appear |
• schijnen | → brillar; lucir | ↔ shine — to emit light |
• schijnen | → ocurrirse; parecer | ↔ strike — to impress, to seem |
• schijnen | → brillar; lucir | ↔ briller — (term, sens étymologique, désormais inusité) S’agiter, aller de-ci de-là, frétiller d’impatience. |
• schijnen | → lucir | ↔ luire — émettre de la lumière. |
• schijnen | → parecer; figurársele; aparecer | ↔ paraître — exposer à la vue, se faire ou se laisser voir, se manifester. |
• schijnen | → figurársele; parecer | ↔ sembler — avoir l’air, l’apparence |