Niederländisch
Detailübersetzungen für berechten (Niederländisch) ins Spanisch
berechten:
-
berechten (vervolgen)
perseguir; condenar; proseguir; enjuiciar; procesar; perseguir judicialmente; pasar por; sentenciar; someter a juicio-
perseguir Verb
-
condenar Verb
-
proseguir Verb
-
enjuiciar Verb
-
procesar Verb
-
pasar por Verb
-
sentenciar Verb
-
someter a juicio Verb
-
Konjugationen für berechten:
o.t.t.
- berecht
- berecht
- berecht
- berechten
- berechten
- berechten
o.v.t.
- berechtte
- berechtte
- berechtte
- berechtten
- berechtten
- berechtten
v.t.t.
- heb berecht
- hebt berecht
- heeft berecht
- hebben berecht
- hebben berecht
- hebben berecht
v.v.t.
- had berecht
- had berecht
- had berecht
- hadden berecht
- hadden berecht
- hadden berecht
o.t.t.t.
- zal berechten
- zult berechten
- zal berechten
- zullen berechten
- zullen berechten
- zullen berechten
o.v.t.t.
- zou berechten
- zou berechten
- zou berechten
- zouden berechten
- zouden berechten
- zouden berechten
diversen
- berecht!
- berecht!
- berecht
- brechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
berechten