Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. duren:
  2. Wiktionary:
Spanisch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. durar:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für duren (Niederländisch) ins Spanisch

duren:

Konjugationen für duren:

o.t.t.
  1. duurt
o.v.t.
  1. duurde
v.t.t.
  1. heeft geduurd
v.v.t.
  1. had geduurd
o.t.t.t.
  1. zal duren
o.v.t.t.
  1. zou duren
diversen
  1. geduurd
  2. durend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für duren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
autorizar dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen akkoord gaan; autoriseren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; instemmen; machtigen; permitteren; ratificeren; toekennen; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toestemming geven; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen; volmacht geven; volmachtigen
conceder dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen beamen; bevestigen; cadeau doen; cadeau geven; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; onderschrijven; schenken; staven; toekennen; vergunnen; verlenen; verstrekken

Verwandte Definitionen für "duren":

  1. tijd in beslag nemen1
    • die oorlog duurt al jaren1

Wiktionary Übersetzungen für duren:

duren
verb
  1. een bepaalde tijd in beslag nemen

Cross Translation:
FromToVia
duren durar last — endure, continue over time
duren durar; tardar dauern — (intransitiv) über bestimmten Zeitraum erstrecken, für eine bestimmt Zeitspanne anhalten, währen
duren continuar; durar; seguir continuerpoursuivre ce qui commencer.
duren durar durercontinuer d’être, se prolonger.

Verwandte Übersetzungen für duren



Spanisch

Detailübersetzungen für duren (Spanisch) ins Niederländisch

durar:

durar Verb

  1. durar (perdurar; continuar)
    voortduren; aanhouden; voortbestaan
    • voortduren Verb (duur voort, duurt voort, duurde voort, duurden voort, voortgeduurd)
    • aanhouden Verb (houd aan, houdt aan, hield aan, hielden aan, aangehouden)
    • voortbestaan Verb (besta voort, bestaat voort, bestond voort, bestonden voort, voortbestaan)

Konjugationen für durar:

presente
  1. duro
  2. duras
  3. dura
  4. duramos
  5. duráis
  6. duran
imperfecto
  1. duraba
  2. durabas
  3. duraba
  4. durábamos
  5. durabais
  6. duraban
indefinido
  1. duré
  2. duraste
  3. duró
  4. duramos
  5. durasteis
  6. duraron
fut. de ind.
  1. duraré
  2. durarás
  3. durará
  4. duraremos
  5. duraréis
  6. durarán
condic.
  1. duraría
  2. durarías
  3. duraría
  4. duraríamos
  5. duraríais
  6. durarían
pres. de subj.
  1. que dure
  2. que dures
  3. que dure
  4. que duremos
  5. que duréis
  6. que duren
imp. de subj.
  1. que durara
  2. que duraras
  3. que durara
  4. que duráramos
  5. que durarais
  6. que duraran
miscelánea
  1. ¡dura!
  2. ¡durad!
  3. ¡no dures!
  4. ¡no duréis!
  5. durado
  6. durando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Übersetzung Matrix für durar:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aanhouden perseverancia; persistencia; tenacidad
voortbestaan supervivencia
voortduren continuación
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aanhouden continuar; durar; perdurar aprehender; apresar; aprisionar; arrestar; cautivar; coger preso; coger prisionero; continuar; detener; encarcelar; encerrar; imponer; imponerse; insistir; instar; seguir
voortbestaan continuar; durar; perdurar
voortduren continuar; durar; perdurar

Synonyms for "durar":


Wiktionary Übersetzungen für durar:

durar
verb
  1. voortduren, doorgaan
  2. een bepaalde tijd in beslag nemen

Cross Translation:
FromToVia
durar duren last — endure, continue over time
durar volhouden last — to hold out
durar duren dauern — (intransitiv) über bestimmten Zeitraum erstrecken, für eine bestimmt Zeitspanne anhalten, währen
durar doorgaan; verder gaan met; vervolgen; voortgaan; voortzetten; aanhouden; beklijven; duren; standhouden; voortduren; blijven continuerpoursuivre ce qui commencer.
durar aanhouden; beklijven; duren; standhouden; voortduren durercontinuer d’être, se prolonger.