Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. boei:
  2. boeien:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für boei (Niederländisch) ins Spanisch

boei:

boei [de ~] Nomen

  1. de boei (aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; keten; ketting; kluister)
    la cadena; la baliza; la esposas; la boya; la cadenas

Übersetzung Matrix für boei:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
baliza aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister baak; baken
boya aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister baak; baken; tonboei
cadena aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister aaneenschakeling; halsketting; halssieraad; halssnoer; keten; ketting; kettinkje; net; snoer; tekenreeks; televisiekanaal
cadenas aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister aaneenschakelingen; opeenvolgingen; reeksen
esposas aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister aaneenschakeling; boeien; halssieraad; handboeien; handijzers; keten; ketenen; ketting; kluisters; knevels; snoer

Verwandte Wörter für "boei":


Wiktionary Übersetzungen für boei:

boei
noun
  1. een drijvend en verankerd voorwerp om de vaargeul in ondiepe wateren aan te geven

Cross Translation:
FromToVia
boei boya buoy — nautical: a moored float

boei form of boeien:

Konjugationen für boeien:

o.t.t.
  1. boei
  2. boeit
  3. boeit
  4. boeien
  5. boeien
  6. boeien
o.v.t.
  1. boeide
  2. boeide
  3. boeide
  4. boeiden
  5. boeiden
  6. boeiden
v.t.t.
  1. heb geboeid
  2. hebt geboeid
  3. heeft geboeid
  4. hebben geboeid
  5. hebben geboeid
  6. hebben geboeid
v.v.t.
  1. had geboeid
  2. had geboeid
  3. had geboeid
  4. hadden geboeid
  5. hadden geboeid
  6. hadden geboeid
o.t.t.t.
  1. zal boeien
  2. zult boeien
  3. zal boeien
  4. zullen boeien
  5. zullen boeien
  6. zullen boeien
o.v.t.t.
  1. zou boeien
  2. zou boeien
  3. zou boeien
  4. zouden boeien
  5. zouden boeien
  6. zouden boeien
en verder
  1. ben geboeid
  2. bent geboeid
  3. is geboeid
  4. zijn geboeid
  5. zijn geboeid
  6. zijn geboeid
diversen
  1. boei!
  2. boeit!
  3. geboeid
  4. boeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

boeien [de ~] Nomen, Plural

  1. de boeien (handboeien; handijzers)
    la esposas

Übersetzung Matrix für boeien:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
agarrar aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
coger aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; begrijpen; greep; snappen; vastpakken; vatten
esposas boeien; handboeien; handijzers aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; aaneenschakeling; boei; halssieraad; keten; ketenen; ketting; kluister; kluisters; knevels; snoer
fascinar aantrekken; bekoren; charmeren
tomar beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
agarrar binden; boeien; ketenen; kluisteren aangrijpen; aanklampen; aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; graaien; grabbelen; grijpen; inhaken; klauwen; klemmen; knellen; omklemmen; ontroeren; pakken; snuffelen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verneuken; verstrikken
cautivar aandacht vasthouden; binden; boeien; gekluisterd zitten; ketenen; kluisteren aanhouden; arresteren; betrappen; gevangennemen; handboeien omdoen; in de boeien slaan; in hechtenis nemen; inrekenen; ketenen; oppakken; snappen; vatten
coger binden; boeien; ketenen; kluisteren aanklampen; aanpakken; aanvatten; absorberen; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; bemachtigen; benemen; betrappen; binnen halen; gappen; grijpen; halen; iets onverwachts doen; inpikken; jatten; kapen; klauwen; leegstelen; nemen; nuttigen; obsederen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; onverlangd krijgen; oogsten; opdoen; oplopen; opnemen; opslorpen; opslurpen; opvangen; pakken; pikken; plukken; plunderen; roven; snaaien; snappen; stelen; te pakken krijgen; tepakkenkrijgen; toeëigenen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verrassen; verschalken; verstrikken; vervreemden; verzamelen; wat neervalt opvangen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
coger la atención aandacht vasthouden; boeien; gekluisterd zitten
encadenar aandacht vasthouden; binden; boeien; gekluisterd zitten; ketenen; kluisteren aaneenrijgen; aaneenschakelen; betrappen; handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen; koppelen; rijgen; samenvoegen; snappen; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen; verbinden
fascinar boeien; fascineren; intrigeren beheksen; bekoren; betoveren; betrappen; bevallen; obsederen; snappen
intrigar boeien; fascineren; intrigeren benieuwen; intrigeren; konkelen; kuipen; obsederen
poner las esposas binden; boeien; ketenen; kluisteren betrappen; handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen; snappen
tomar binden; boeien; ketenen; kluisteren aanpakken; aanvatten; aanwenden; annexeren; belopen; benutten; beroeren; betrappen; betreden; bewandelen; binnenkrijgen; consumeren; controleren; dineren; doorslikken; eten; examineren; gebruik maken van; gebruiken; halen; iemand raken; iemand treffen; inlijven; inslikken; inspecteren; keuren; obsederen; opeten; opslokken; opvreten; overnemen; pakken; raken; schouwen; slikken; snappen; tafelen; te voet afleggen; toepassen; treffen; uitgebreid eten; verbruiken; vreten; zwelgen

Verwandte Wörter für "boeien":


Wiktionary Übersetzungen für boeien:

boeien
verb
  1. kluisteren
  2. fascineren

Cross Translation:
FromToVia
boeien manea; pihuelas; grillos; pihuela fetter — object used to bind a person or animal by its legs
boeien esposar handcuff — to apply handcuffs
boeien grillete shackles — paired wrist or ankle restraints
boeien fascinar faszinieren — fesselnde Wirkung haben