Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. uitstippelen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitstippelen (Niederländisch) ins Spanisch

uitstippelen:

uitstippelen Verb (stippel uit, stippelt uit, stippelde uit, stippelden uit, uitgestippeld)

  1. uitstippelen (uitzetten)

Konjugationen für uitstippelen:

o.t.t.
  1. stippel uit
  2. stippelt uit
  3. stippelt uit
  4. stippelen uit
  5. stippelen uit
  6. stippelen uit
o.v.t.
  1. stippelde uit
  2. stippelde uit
  3. stippelde uit
  4. stippelden uit
  5. stippelden uit
  6. stippelden uit
v.t.t.
  1. heb uitgestippeld
  2. hebt uitgestippeld
  3. heeft uitgestippeld
  4. hebben uitgestippeld
  5. hebben uitgestippeld
  6. hebben uitgestippeld
v.v.t.
  1. had uitgestippeld
  2. had uitgestippeld
  3. had uitgestippeld
  4. hadden uitgestippeld
  5. hadden uitgestippeld
  6. hadden uitgestippeld
o.t.t.t.
  1. zal uitstippelen
  2. zult uitstippelen
  3. zal uitstippelen
  4. zullen uitstippelen
  5. zullen uitstippelen
  6. zullen uitstippelen
o.v.t.t.
  1. zou uitstippelen
  2. zou uitstippelen
  3. zou uitstippelen
  4. zouden uitstippelen
  5. zouden uitstippelen
  6. zouden uitstippelen
en verder
  1. ben uitgestippeld
  2. bent uitgestippeld
  3. is uitgestippeld
  4. zijn uitgestippeld
  5. zijn uitgestippeld
  6. zijn uitgestippeld
diversen
  1. stippel uit!
  2. stippelt uit!
  3. uitgestippeld
  4. uitstippelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitstippelen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
delimitar afbakenen; afbakening; afpalen; aftekenen
demarcar afbakenen; afbakening; afpalen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
delimitar uitstippelen; uitzetten afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; omheinen; omlijnen
demarcar uitstippelen; uitzetten afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; met pen overtekenen; omheinen; omlijnen; overtrekken
elaborar uitstippelen; uitzetten afbakenen; afpalen; afwisselen; afzetten; begrenzen; behandelen; boetseren; fabriceren; herzien; maken; modelleren; omlijnen; ontplooien; ontwikkelen; produceren; tot ontwikkeling brengen; tot wasdom komen; veranderen; vervaardigen; verwisselen; verzorgen; voortbrengen; vorm geven; vormen; wijzigen
planificar una ruta ó un proyecto uitstippelen; uitzetten

Wiktionary Übersetzungen für uitstippelen:


Cross Translation:
FromToVia
uitstippelen esbozar skizzieren — (transitiv) übertragenen: etwas gerafft, stichwortartig darstellen
uitstippelen esbozar skizzieren — (transitiv) übertragenen: etwas konzeptuell, notizenhaft entwerfen
uitstippelen esbozar; abocetar; bosquejar esquisser — (term, Beaux-Arts) dessiner, prendre en esquisse.