Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für knok (Niederländisch) ins Spanisch

knok form of knokken:

Konjugationen für knokken:

o.t.t.
  1. knok
  2. knokt
  3. knokt
  4. knokken
  5. knokken
  6. knokken
o.v.t.
  1. knokte
  2. knokte
  3. knokte
  4. knokten
  5. knokten
  6. knokten
v.t.t.
  1. heb geknokt
  2. hebt geknokt
  3. heeft geknokt
  4. hebben geknokt
  5. hebben geknokt
  6. hebben geknokt
v.v.t.
  1. had geknokt
  2. had geknokt
  3. had geknokt
  4. hadden geknokt
  5. hadden geknokt
  6. hadden geknokt
o.t.t.t.
  1. zal knokken
  2. zult knokken
  3. zal knokken
  4. zullen knokken
  5. zullen knokken
  6. zullen knokken
o.v.t.t.
  1. zou knokken
  2. zou knokken
  3. zou knokken
  4. zouden knokken
  5. zouden knokken
  6. zouden knokken
en verder
  1. is geknokt
diversen
  1. knok!
  2. knokt!
  3. geknokt
  4. knokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für knokken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
impugnar aanvechten; bestrijden; betwisten
luchar strijden; vechten
pelearse ruzie maken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
andar a la greña bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten
batirse bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; strijden; vechten bekampen; bestrijden; bevechten
batirse en duelo bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten
combatir bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten bekampen; bestrijden; bevechten; een strijd houden; kampen; kleunen; strijd voeren; strijden; vechten
combatir en desafío bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten
dar puñetazos bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten hengsten; rammen; stompen
hacer un duelo bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten
impugnar bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten aanvechten; bestrijden; betwisten; kleunen
luchar bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten bekampen; bestrijden; bevechten; een strijd houden; kampen; kleunen; met iemand worstelen; strijd voeren; strijden; vechten; worstelen
luchar contra bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten bekampen; bestrijden; bevechten; kleunen; opboksen; strijden tegen; vechten tegen
pelear bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; strijden; vechten bekampen; bestrijden; bevechten; een strijd houden; kampen; kiften; kijven; krakelen; met iemand worstelen; ruzie maken; ruziën; strijd voeren; strijden; twisten; vechten; worstelen
pelearse bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten bekampen; bestrijden; bevechten; foeteren; ruzie hebben
reñir bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten bakkeleien; bekvechten; foeteren; hakketakken; kibbelen; ruzieën; twisten; uitfoeteren; uitkafferen; uitschelden; uitvloeken

Wiktionary Übersetzungen für knokken:

knokken
verb
  1. vechten
  2. (figuurlijk) vechten


Wiktionary Übersetzungen für knok:


Cross Translation:
FromToVia
knok hueso os — squelette|fr indén|fr tissu dur et calcifié du squelette des animaux vertébrés, consistant en très grande partie en carbonate de calcium, phosphate de calcium et gélatine.