Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. opspatten:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opspatten (Niederländisch) ins Spanisch

opspatten:

opspatten Verb (spat op, spatte op, spatten op, opgespat)

  1. opspatten

Konjugationen für opspatten:

o.t.t.
  1. spat op
  2. spat op
  3. spat op
  4. spatten op
  5. spatten op
  6. spatten op
o.v.t.
  1. spatte op
  2. spatte op
  3. spatte op
  4. spatten op
  5. spatten op
  6. spatten op
v.t.t.
  1. ben opgespat
  2. bent opgespat
  3. is opgespat
  4. zijn opgespat
  5. zijn opgespat
  6. zijn opgespat
v.v.t.
  1. was opgespat
  2. was opgespat
  3. was opgespat
  4. waren opgespat
  5. waren opgespat
  6. waren opgespat
o.t.t.t.
  1. zal opspatten
  2. zult opspatten
  3. zal opspatten
  4. zullen opspatten
  5. zullen opspatten
  6. zullen opspatten
o.v.t.t.
  1. zou opspatten
  2. zou opspatten
  3. zou opspatten
  4. zouden opspatten
  5. zouden opspatten
  6. zouden opspatten
diversen
  1. spat op!
  2. spatt op!
  3. opgespat
  4. opspattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opspatten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
salpicar opspatten bezaaien; doorspekken; inzaaien; larderen; rijkelijk voorzien van; spatten; spetteren; zaaien

Wiktionary Übersetzungen für opspatten:


Cross Translation:
FromToVia
opspatten brotar; surgir jaillirsortir impétueusement, parler surtout de l’eau ou de tout autre fluide.