Niederländisch
Detailübersetzungen für disputeren (Niederländisch) ins Spanisch
disputeren:
-
disputeren (redetwisten; twisten; argumenteren)
discutir; argumentar; rebatir; disputar; contradecir; replicar; argüir-
discutir Verb
-
argumentar Verb
-
rebatir Verb
-
disputar Verb
-
contradecir Verb
-
replicar Verb
-
argüir Verb
-
Konjugationen für disputeren:
o.t.t.
- disputeer
- disputeert
- disputeert
- disputeren
- disputeren
- disputeren
o.v.t.
- disputeerde
- disputeerde
- disputeerde
- disputeerden
- disputeerden
- disputeerden
v.t.t.
- heb gedisputeerd
- hebt gedisputeerd
- heeft gedisputeerd
- hebben gedisputeerd
- hebben gedisputeerd
- hebben gedisputeerd
v.v.t.
- had gedisputeerd
- had gedisputeerd
- had gedisputeerd
- hadden gedisputeerd
- hadden gedisputeerd
- hadden gedisputeerd
o.t.t.t.
- zal disputeren
- zult disputeren
- zal disputeren
- zullen disputeren
- zullen disputeren
- zullen disputeren
o.v.t.t.
- zou disputeren
- zou disputeren
- zou disputeren
- zouden disputeren
- zouden disputeren
- zouden disputeren
diversen
- disputeer!
- disputeert!
- gedisputeerd
- disputerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für disputeren:
Wiktionary Übersetzungen für disputeren:
disputeren
verb
-
intr|nld (wetenschappelijk) redetwisten
- disputeren → disputar