Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. verenigd:
  2. verenigen:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for verenigd:
    • unified


Niederländisch

Detailübersetzungen für verenigd (Niederländisch) ins Englisch

verenigd:


verenigen:

verenigen Verb (verenig, verenigt, verenigde, verenigden, verenigd)

  1. verenigen (verzamelen)
    to assemble; to accumulate; to amass; to gather; to collect
    • assemble Verb (assembles, assembled, assembling)
    • accumulate Verb (accumulates, accumulated, accumulating)
    • amass Verb (amass, amassed, amassing)
    • gather Verb (gathers, gathered, gathering)
    • collect Verb (collects, collected, collecting)

Konjugationen für verenigen:

o.t.t.
  1. verenig
  2. verenigt
  3. verenigt
  4. verenigen
  5. verenigen
  6. verenigen
o.v.t.
  1. verenigde
  2. verenigde
  3. verenigde
  4. verenigden
  5. verenigden
  6. verenigden
v.t.t.
  1. heb verenigd
  2. hebt verenigd
  3. heeft verenigd
  4. hebben verenigd
  5. hebben verenigd
  6. hebben verenigd
v.v.t.
  1. had verenigd
  2. had verenigd
  3. had verenigd
  4. hadden verenigd
  5. hadden verenigd
  6. hadden verenigd
o.t.t.t.
  1. zal verenigen
  2. zult verenigen
  3. zal verenigen
  4. zullen verenigen
  5. zullen verenigen
  6. zullen verenigen
o.v.t.t.
  1. zou verenigen
  2. zou verenigen
  3. zou verenigen
  4. zouden verenigen
  5. zouden verenigen
  6. zouden verenigen
en verder
  1. ben verenigd
  2. bent verenigd
  3. is verenigd
  4. zijn verenigd
  5. zijn verenigd
  6. zijn verenigd
diversen
  1. verenig!
  2. verenigt!
  3. verenigd
  4. verenigen
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verenigen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
assemble samenkomen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
accumulate verenigen; verzamelen aangroeien; accumuleren; hopen; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; ophopen; opkroppen; opstapelen; stapelen; zich ophopen; zich opstapelen; zich vermeerderen
amass verenigen; verzamelen
assemble verenigen; verzamelen aanbrengen; aanleggen; afspreken; assembleren; bij elkaar brengen; bijeenbrengen; bijeenkomen; concentreren; elkaar ontmoeten; elkaar zien; in elkaar zetten; installeren; monteren; monteren en aansluiten; plaatsen; samenbrengen; samenkomen; samenscholen; treffen
collect verenigen; verzamelen aannemen; aanvaarden; accepteren; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; iets ophalen; in ontvangst nemen; inwinnen; inzamelen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meenemen; meepikken; ontvangen; oogsten; opeenhopen; ophalen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opsnappen; opsteken; plukken; sparen; trachten te krijgen; vergaren; verzamelen; weghalen; wegnemen
gather verenigen; verzamelen bij elkaar vegen; bijeen krijgen; bijeen scharrelen; bijeenkomen; bijeenrapen; bijeenzoeken; binnen halen; bundelen; harken; inwinnen; inzamelen; oogsten; oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen; plukken; samenkomen; samenpakken; samenrapen; trachten te krijgen; vergaren; verzamelen

Antonyme für "verenigen":


Verwandte Definitionen für "verenigen":

  1. er één geheel van maken1
    • de voorzitter probeerde de standpunten te verenigen1
  2. het er niet mee eens zijn1
    • ik kan mij niet met dat voorstel verenigen1
  3. één geheel worden1
    • de twee partijen hebben zich verenigd in één nieuwe partij1

Wiktionary Übersetzungen für verenigen:

verenigen
verb
  1. afzonderlijke delen tot één geheel maken
verenigen
verb
  1. to combine more than one item into one; to put together
  2. be an epitome
  3. have two or more things or properties that function together
  4. To consider an occurrence as part of a principle or rule; to colligate
  5. cause to become one
  6. to come or bring together as one

Cross Translation:
FromToVia
verenigen join; unite; amalgamate; unify; assemble; combine; couple; connect accouplerjoindre deux choses ensemble.
verenigen join; assemble; link together; link up; put together; build; compose; construct; draught; combine; connect; unite; add; append joindreapprocher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir.
verenigen unite; bring together unirjoindre deux ou plusieurs choses ensemble.