Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. strijken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für strijken (Niederländisch) ins Englisch

strijken:

strijken Verb (strijk, strijkt, streek, streken, gestreken)

  1. strijken (gladstrijken)
    to iron
    • iron Verb (irons, ironed, ironing)

Konjugationen für strijken:

o.t.t.
  1. strijk
  2. strijkt
  3. strijkt
  4. strijken
  5. strijken
  6. strijken
o.v.t.
  1. streek
  2. streek
  3. streek
  4. streken
  5. streken
  6. streken
v.t.t.
  1. heb gestreken
  2. hebt gestreken
  3. heeft gestreken
  4. hebben gestreken
  5. hebben gestreken
  6. hebben gestreken
v.v.t.
  1. had gestreken
  2. had gestreken
  3. had gestreken
  4. hadden gestreken
  5. hadden gestreken
  6. hadden gestreken
o.t.t.t.
  1. zal strijken
  2. zult strijken
  3. zal strijken
  4. zullen strijken
  5. zullen strijken
  6. zullen strijken
o.v.t.t.
  1. zou strijken
  2. zou strijken
  3. zou strijken
  4. zouden strijken
  5. zouden strijken
  6. zouden strijken
en verder
  1. ben gestreken
  2. bent gestreken
  3. is gestreken
  4. zijn gestreken
  5. zijn gestreken
  6. zijn gestreken
diversen
  1. strijk!
  2. strijkt!
  3. gestreken
  4. strijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für strijken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
iron Ferro; ijzer
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
iron gladstrijken; strijken harden; stalen; uitharden
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
iron ijzeren

Verwandte Definitionen für "strijken":

  1. er zachtjes overheen gaan1
    • ik streek met mijn hand langs zijn wang1
  2. glad maken met een heet ijzer1
    • dit overhemd moet gestreken worden1
  3. laten zakken1
    • vanwege de harde wind moesten we de zeilen strijken1

Wiktionary Übersetzungen für strijken:

strijken
verb
  1. over een oppervlak laten glijden
  2. wasgoed desinfecteren en gladmaken met hulp van een heet ijzer
  3. iets laten zakken
strijken
noun
  1. act of pressing clothes with an iron
verb
  1. to pass an iron over clothing
  2. to play music on using a bow
  3. to move one's hand or an object over the surface of

Cross Translation:
FromToVia
strijken couch; demean; deprave; discredit; downsize; destroy; ruin; wreck; decrease; lessen; diminish; shrink; abridge; cry down; cut up; demolish; pull to pieces; run down; write down; draw; streak; mortify abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur.