Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. spijzen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für spijsen (Niederländisch) ins Englisch

spijsen form of spijzen:

spijzen Verb (spijs, spijst, spijsde, spijsden, gespijsd)

  1. spijzen
    to nourish; to munch; to nibble; to nybble
    • nourish Verb (nourishes, nourished, nourishing)
    • munch Verb (munches, munched, munching)
    • nibble Verb, amerikanisch (nibbles, nibbled, nibbling)
    • nybble Verb, britisch
    to peck
    – eat like a bird 1
    • peck Verb (pecks, pecked, pecking)

Konjugationen für spijzen:

o.t.t.
  1. spijs
  2. spijst
  3. spijst
  4. spijsen
  5. spijsen
  6. spijsen
o.v.t.
  1. spijsde
  2. spijsde
  3. spijsde
  4. spijsden
  5. spijsden
  6. spijsden
v.t.t.
  1. heb gespijsd
  2. hebt gespijsd
  3. heeft gespijsd
  4. hebben gespijsd
  5. hebben gespijsd
  6. hebben gespijsd
v.v.t.
  1. had gespijsd
  2. had gespijsd
  3. had gespijsd
  4. hadden gespijsd
  5. hadden gespijsd
  6. hadden gespijsd
o.t.t.t.
  1. zal spijzen
  2. zult spijzen
  3. zal spijzen
  4. zullen spijzen
  5. zullen spijzen
  6. zullen spijzen
o.v.t.t.
  1. zou spijzen
  2. zou spijzen
  3. zou spijzen
  4. zouden spijzen
  5. zouden spijzen
  6. zouden spijzen
en verder
  1. ben gespijsd
  2. bent gespijsd
  3. is gespijsd
  4. zijn gespijsd
  5. zijn gespijsd
  6. zijn gespijsd
diversen
  1. spijs!
  2. spijst!
  3. gespijsd
  4. spijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für spijzen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
peck kusje; zoentje
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
munch spijzen consumeren; eten; gebruiken; kluiven; knagen; knauwen; nuttigen; opeten; oppeuzelen; snoepen; tot zich nemen; verorberen
nibble spijzen consumeren; eten; gebruiken; kluiven; knabbelen; knagen; knauwen; nuttigen; opeten; oppeuzelen; opvreten; peuzelen; snoepen; tot zich nemen; verorberen; verslinden; verzwelgen
nourish spijzen koesteren; voeden; voedsel geven
nybble spijzen consumeren; eten; gebruiken; kluiven; knabbelen; knagen; knauwen; nuttigen; opeten; oppeuzelen; opvreten; peuzelen; snoepen; tot zich nemen; verorberen; verslinden; verzwelgen
peck spijzen kluiven; knauwen; schaften

Verwandte Wörter für "spijzen":