Niederländisch
Detailübersetzungen für opruien (Niederländisch) ins Englisch
opruien:
Konjugationen für opruien:
o.t.t.
- rui op
- ruit op
- ruit op
- ruien op
- ruien op
- ruien op
o.v.t.
- ruide op
- ruide op
- ruide op
- ruiden op
- ruiden op
- ruiden op
v.t.t.
- heb opgeruid
- hebt opgeruid
- heeft opgeruid
- hebben opgeruid
- hebben opgeruid
- hebben opgeruid
v.v.t.
- had opgeruid
- had opgeruid
- had opgeruid
- hadden opgeruid
- hadden opgeruid
- hadden opgeruid
o.t.t.t.
- zal opruien
- zult opruien
- zal opruien
- zullen opruien
- zullen opruien
- zullen opruien
o.v.t.t.
- zou opruien
- zou opruien
- zou opruien
- zouden opruien
- zouden opruien
- zouden opruien
en verder
- ben opgeruid
- bent opgeruid
- is opgeruid
- zijn opgeruid
- zijn opgeruid
- zijn opgeruid
diversen
- rui op!
- ruit op!
- opgeruid
- opruiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für opruien:
Wiktionary Übersetzungen für opruien:
opruien
Cross Translation:
verb
-
kwaad en opgewonden maken
- opruien → incite
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opruien | → stir up; agitate | ↔ agitieren — aufwiegeln, Unruhe stiften |
• opruien | → agitate; wave; wave about; beat; incite; stir up; arouse; whirl; brandish; fling; flourish; wag; wield; swing | ↔ agiter — Traductions à trier suivant le sens |
• opruien | → discuss; agitate; incite; stir up; arouse | ↔ débattre — discuter entre plusieurs personnes dont chacune exposer ses arguments. |
• opruien | → trouble; disturb; ruffle; confuse; puzzle; bemuse; bewilder; perplex; abash; addle; disarrange; disarray; agitate; incite; stir up; arouse | ↔ troubler — rendre trouble. |
• opruien | → move; stir; affect; agitate; incite; stir up; arouse | ↔ émouvoir — provoquer une émotion. |