Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. oogsten:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für oogstend (Niederländisch) ins Englisch

oogstend form of oogsten:

oogsten Verb (oogst, oogstte, oogstten, geoogst)

  1. oogsten (plukken; binnen halen)
    to harvest; to pick; to reap; to gather
    • harvest Verb (harvests, harvested, harvesting)
    • pick Verb (picks, picked, picking)
    • reap Verb (reaps, reaped, reaping)
    • gather Verb (gathers, gathered, gathering)
  2. oogsten (verzamelen; plukken)
    to gather; to collect; to glean
    • gather Verb (gathers, gathered, gathering)
    • collect Verb (collects, collected, collecting)
    • glean Verb (gleans, gleaned, gleaning)

Konjugationen für oogsten:

o.t.t.
  1. oogst
  2. oogst
  3. oogst
  4. oogsten
  5. oogsten
  6. oogsten
o.v.t.
  1. oogstte
  2. oogstte
  3. oogstte
  4. oogstten
  5. oogstten
  6. oogstten
v.t.t.
  1. heb geoogst
  2. hebt geoogst
  3. heeft geoogst
  4. hebben geoogst
  5. hebben geoogst
  6. hebben geoogst
v.v.t.
  1. had geoogst
  2. had geoogst
  3. had geoogst
  4. hadden geoogst
  5. hadden geoogst
  6. hadden geoogst
o.t.t.t.
  1. zal oogsten
  2. zult oogsten
  3. zal oogsten
  4. zullen oogsten
  5. zullen oogsten
  6. zullen oogsten
o.v.t.t.
  1. zou oogsten
  2. zou oogsten
  3. zou oogsten
  4. zouden oogsten
  5. zouden oogsten
  6. zouden oogsten
en verder
  1. is geoogst
  2. zijn geoogst
diversen
  1. oogst!
  2. oogst!
  3. geoogst
  4. oogstend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für oogsten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
harvest oogst; opbrengst van een gewas; opbrengst van gewas; pluk; wijnoogst
pick houweel; klover; selectie; uitverkoring
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
collect oogsten; plukken; verzamelen aannemen; aanvaarden; accepteren; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; iets ophalen; in ontvangst nemen; inwinnen; inzamelen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meenemen; meepikken; ontvangen; opeenhopen; ophalen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opsnappen; opsteken; sparen; trachten te krijgen; verenigen; vergaren; verzamelen; weghalen; wegnemen
gather binnen halen; oogsten; plukken; verzamelen bij elkaar vegen; bijeen krijgen; bijeen scharrelen; bijeenkomen; bijeenrapen; bijeenzoeken; bundelen; harken; inwinnen; inzamelen; oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen; samenkomen; samenpakken; samenrapen; trachten te krijgen; verenigen; vergaren; verzamelen
glean oogsten; plukken; verzamelen bijeenzamelen; opeenhopen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opsnappen; sparen; vergaren; verzamelen
harvest binnen halen; oogsten; plukken
pick binnen halen; oogsten; plukken kiezen; kluiven; knabbelen; knagen; knauwen; orderverzamelen; peuteren; peuzelen; pulken; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitverkiezen; uitzoeken; verkiezen; ziften
reap binnen halen; oogsten; plukken aankaarten; aansnijden; aanvoeren; afsnijden; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; snijden; te berde brengen; ter sprake brengen

Verwandte Wörter für "oogsten":


Wiktionary Übersetzungen für oogsten:

oogsten
verb
  1. het volgroeide gewas van het veld halen
oogsten
verb
  1. to be occupied bringing in a harvest
  2. to win, achieve a gain
  3. to bring in a harvest; reap
  4. to cut with a sickle
  5. to receive as a reward

Cross Translation:
FromToVia
oogsten reap ernten — Im Bezug auf Lob: bekommen
oogsten reap; harvest ernten — Nutzpflanzen von den Feldern einholen
oogsten collect; gather; pick up; assemble; raise collectionner — Réunir en collections.
oogsten collect; gather; pick up; assemble; raise; amass; heap; pile up; stack; accumulate; pile ramasser — Faire un amas, un assemblage, une collection de choses.
oogsten take along; convene; collect; gather; pick up; assemble; raise; amass; heap; pile up; stack; accumulate; pile rassemblerassembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.
oogsten gather; accept; receive; accredit; admit; harvest; garner; collect; pick up; assemble; raise recueillir — (vieilli) rassembler les fruits d’une terre, en faire la récolte ; on dit plutôt « récolter ».
oogsten harvest; garner récolter — Faire une récolte.