Niederländisch
Detailübersetzungen für lieten (Niederländisch) ins Englisch
laten:
-
laten (permitteren; toelaten)
-
laten (toestaan; permitteren; toelaten; duren; toestemmen; goedkeuren; gunnen; inwilligen; vergunnen; dulden; goedvinden)
Konjugationen für laten:
o.t.t.
- laat
- laat
- laat
- laten
- laten
- laten
o.v.t.
- liet
- liet
- liet
- lieten
- lieten
- lieten
v.t.t.
- heb gelaten
- hebt gelaten
- heeft gelaten
- hebben gelaten
- hebben gelaten
- hebben gelaten
v.v.t.
- had gelaten
- had gelaten
- had gelaten
- hadden gelaten
- hadden gelaten
- hadden gelaten
o.t.t.t.
- zal laten
- zult laten
- zal laten
- zullen laten
- zullen laten
- zullen laten
o.v.t.t.
- zou laten
- zou laten
- zou laten
- zouden laten
- zouden laten
- zouden laten
en verder
- ben gelaten
- bent gelaten
- is gelaten
- zijn gelaten
- zijn gelaten
- zijn gelaten
diversen
- laat!
- laat!
- gelaten
- latend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für laten:
Verwandte Wörter für "laten":
Synonyms for "laten":
Antonyme für "laten":
Verwandte Definitionen für "laten":
Wiktionary Übersetzungen für laten:
laten
Cross Translation:
verb
laten
verb
-
of a dog: impregnate
-
to allow
-
To transfer possession after death
-
-
-
To cause to remain as available, not take away, refrain from depleting
-
computing: to cause (a program or computer) to stop responding
-
break wind
-
cause to do
-
ascribe the greatest importance
-
to drop
-
overheat
-
to fart
- break wind → een; wind; laten; scheet
-
expel gas from the stomach through the mouth
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• laten | → have; make | ↔ lassen — veranlassen, machen, dass etwas geschieht |
• laten | → quit; stop | ↔ lassen — etwas nicht tun |
• laten | → allow; let | ↔ lassen — etwas zu tun ermöglichen, erlauben, dulden, hinnehmen |
• laten | → leave; let; allow; release | ↔ laisser — quitter quelqu'un ou quelque chose. |
• laten | → render; cause; get; make; return | ↔ rendre — remettre une chose entre les mains de celui à qui elle appartenir, de quelque manière qu’on l’avoir. |