Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. gevangen:
  2. vangen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gevangen (Niederländisch) ins Englisch

gevangen:

gevangen Adjektiv

  1. gevangen (gevangen genomen; opgesloten; geïnterneerd; vastgezet)
    captured; imprisoned; detained; locked up; captive; locked in; penned up; arrested

Übersetzung Matrix für gevangen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
captive geïnterneerde
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
captive gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet
imprisoned gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
arrested gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet gearresteerd
captured gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet
detained gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet
locked in gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet
locked up gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet
penned up gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet

Verwandte Wörter für "gevangen":


Antonyme für "gevangen":


Verwandte Definitionen für "gevangen":

  1. opgesloten in de gevangenis1
    • hij zit gevangen in de Bijlmerbajes1

Wiktionary Übersetzungen für gevangen:

gevangen
adjective
  1. held prisoner

vangen:

vangen Verb (vang, vangt, ving, vingen, gevangen)

  1. vangen (grijpen; pakken; verstrikken; vatten; klauwen)
    to catch; to grab; to seize; to capture; to trap; to grip
    • catch Verb (catches, catched, catching)
    • grab Verb (grabs, grabbed, grabbing)
    • seize Verb (seizes, seized, seizing)
    • capture Verb (captures, captured, capturing)
    • trap Verb (traps, trapped, trapping)
    • grip Verb (grips, gripped, gripping)
  2. vangen (buitmaken)
    to catch; to capture; to seize
    • catch Verb (catches, catched, catching)
    • capture Verb (captures, captured, capturing)
    • seize Verb (seizes, seized, seizing)

Konjugationen für vangen:

o.t.t.
  1. vang
  2. vangt
  3. vangt
  4. vangen
  5. vangen
  6. vangen
o.v.t.
  1. ving
  2. ving
  3. ving
  4. vingen
  5. vingen
  6. vingen
v.t.t.
  1. heb gevangen
  2. hebt gevangen
  3. heeft gevangen
  4. hebben gevangen
  5. hebben gevangen
  6. hebben gevangen
v.v.t.
  1. had gevangen
  2. had gevangen
  3. had gevangen
  4. hadden gevangen
  5. hadden gevangen
  6. hadden gevangen
o.t.t.t.
  1. zal vangen
  2. zult vangen
  3. zal vangen
  4. zullen vangen
  5. zullen vangen
  6. zullen vangen
o.v.t.t.
  1. zou vangen
  2. zou vangen
  3. zou vangen
  4. zouden vangen
  5. zouden vangen
  6. zouden vangen
en verder
  1. ben gevangen
  2. bent gevangen
  3. is gevangen
  4. zijn gevangen
  5. zijn gevangen
  6. zijn gevangen
diversen
  1. vang!
  2. vangt!
  3. gevangen
  4. vangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vangen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
capture bemachtiging; gevangenname; inhechtenisneming; inneming; inverzekeringstelling; overweldiging; verovering; vrijheidsberoving
catch buit; deurknip; grendel; knip; knipslot; knipsluiting; onderschepping; schoot; schuif; tong; vangst; verschuifbare sluiting
grab arresteren; grijpen; grijper; vangarm
grip beugel; draagbeugel; greep; handel; handgreep; handvat; hendel; hengsel
trap bakkes; hinderlaag; karretje; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; trap; tronie; val; valkuil; valstrik; wagentje
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
capture buitmaken; grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; opnemen; oppakken; opvangen; vatten; veroveren; wat neervalt opvangen
catch buitmaken; grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanklampen; aanpakken; azen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; betrappen; graaien; grijpen; grissen; inpakken; inpalmen; jatten; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; opvangen; pikken; prooizoeken; snaaien; snappen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; wat neervalt opvangen; wegkapen
grab grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; naar zich toe trekken; vastklampen; vastpakken
grip grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; graaien; grijpen; grissen; jatten; klemmen; knellen; omklemmen; pikken; snaaien; vastklampen; vastpakken; wegkapen
seize buitmaken; grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; aanklampen; aanpakken; arresteren; beetgrijpen; beetpakken; bemachtigen; betrappen; bevangen; confisqueren; eigen maken; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; iets bemachtigen; in beslag nemen; ingrijpen; inrekenen; jatten; klemmen; knellen; kopen; omklemmen; oppakken; pikken; snaaien; snappen; te pakken krijgen; toegrijpen; toetasten; vastklampen; vastpakken; verbeurdverklaren; verkrijgen; veroveren; verwerven; wegkapen; zich bedienen
trap grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken overlappen
- grijpen

Verwandte Wörter für "vangen":


Synonyms for "vangen":


Antonyme für "vangen":


Verwandte Definitionen für "vangen":

  1. vastpakken met je hand1
    • je moest de bal vangen1

Wiktionary Übersetzungen für vangen:

vangen
verb
  1. te pakken krijgen
  2. onderscheppen
  3. verdienen
vangen
verb
  1. to intercept an object in the air etc. (jump)
  2. to attract and hold interest and attention of
  3. grab
  4. to catch in a trap or traps
noun
  1. the act of catching a ball (jump)

Cross Translation:
FromToVia
vangen capture; catch; grapple; captivate; grab; seize; trap; apprehend attraper — Prendre à une trappe, à un piège ou à quelque chose de semblable.
vangen capture; catch; grapple; captivate; grab; seize; trap; apprehend capturers’emparer d’un être vivant ou d’une chose.
vangen seize; grab; grasp; grapple; take hold; nab; snatch saisir — Prendre vivement.

Verwandte Übersetzungen für gevangen