Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. gekruid:
  2. kruiden:
  3. kruien:
  4. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gekruid (Niederländisch) ins Englisch

gekruid:

gekruid Adjektiv

  1. gekruid (pittig; heet; pikant; hartig; gepeperd)
    spicy; seasoned; spiced; peppery; peppered
  2. gekruid (kruidig; hartig; pittig; gepeperd)
    spicy; spiced

Übersetzung Matrix für gekruid:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
peppery gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig
seasoned gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig belegen; door en door; doorgewinterd; doorgewinterde; doorkneed; geroutineerd; geslepen; uitgeslapen
spicy gekruid; gepeperd; hartig; heet; kruidig; pikant; pittig hartig; heet; pikant; scherp; scherp van smaak; stout; zoutig
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
peppered gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig
spiced gekruid; gepeperd; hartig; heet; kruidig; pikant; pittig heet; pikant; scherp; scherp van smaak

Wiktionary Übersetzungen für gekruid:

gekruid
adjective
  1. containing spice

gekruid form of kruiden:

kruiden [de ~] Nomen, Plural

  1. de kruiden (specerijen; smaakstoffen)
    the spices; the herbs; the flavourings; the seasonings
  2. de kruiden (kruiderij)
    the spices; the seasonings; the condiments

kruiden Verb (kruid, kruidt, kruidde, kruidden, gekruid)

  1. kruiden (kruiden toevoegen)
    to spice; to season; to add spice to
    • spice Verb (spices, spiced, spicing)
    • season Verb (seasons, seasoned, seasoning)
    • add spice to Verb (adds spice to, added spice to, adding spice to)

Konjugationen für kruiden:

o.t.t.
  1. kruid
  2. kruidt
  3. kruidt
  4. kruiden
  5. kruiden
  6. kruiden
o.v.t.
  1. kruidde
  2. kruidde
  3. kruidde
  4. kruidden
  5. kruidden
  6. kruidden
v.t.t.
  1. heb gekruid
  2. hebt gekruid
  3. heeft gekruid
  4. hebben gekruid
  5. hebben gekruid
  6. hebben gekruid
v.v.t.
  1. had gekruid
  2. had gekruid
  3. had gekruid
  4. hadden gekruid
  5. hadden gekruid
  6. hadden gekruid
o.t.t.t.
  1. zal kruiden
  2. zult kruiden
  3. zal kruiden
  4. zullen kruiden
  5. zullen kruiden
  6. zullen kruiden
o.v.t.t.
  1. zou kruiden
  2. zou kruiden
  3. zou kruiden
  4. zouden kruiden
  5. zouden kruiden
  6. zouden kruiden
en verder
  1. ben gekruid
  2. bent gekruid
  3. is gekruid
  4. zijn gekruid
  5. zijn gekruid
  6. zijn gekruid
diversen
  1. kruid!
  2. kruidt!
  3. gekruid
  4. kruidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für kruiden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
condiments kruiden; kruiderij kruid; kruiderij; specerij
flavourings kruiden; smaakstoffen; specerijen kruid; kruiderij; smaakmaker; specerij
herbs kruiden; smaakstoffen; specerijen
season jaargetijde; seizoen
seasonings kruiden; kruiderij; smaakstoffen; specerijen
spice kruid; kruiderij; smaakmaker; specerij
spices kruiden; kruiderij; smaakstoffen; specerijen kruid; kruiderij; smaakmaker; smaakstof; specerij
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
add spice to kruiden; kruiden toevoegen
season kruiden; kruiden toevoegen marineren; toebereiden
spice kruiden; kruiden toevoegen marineren; toebereiden

Wiktionary Übersetzungen für kruiden:

kruiden
verb
  1. specerij bij een gerecht doen
kruiden
verb
  1. to flavour food
  2. to add spice or spices to

Cross Translation:
FromToVia
kruiden flavoring; spice GewürzPflanzenteile (besonders von Kraut), die gemahlen oder ganz einer Speise beigemengt werden, um ihren Geschmack zu verbessern
kruiden season; spice; flavour; flavor assaisonner — En cuisine
kruiden herbs fines herbes — (cuisine) herbes menues qui se mettent sur la salade ou qui s’emploient dans les ragoûts, comme l’estragon, le cerfeuil, le persil, la pimprenelle, etc.

kruien:

kruien Verb (krui, kruit, kruide, kruiden, gekruid)

  1. kruien (karren)
    trundle
    – move heavily 1
    • trundle Verb
      • the streetcar trundled down the avenue1
    to cart
    – transport something in a cart 1
    • cart Verb (carts, carted, carting)
    to wheel
    – wheel somebody or something 1
    • wheel Verb (wheels, wheeled, wheeling)

Konjugationen für kruien:

o.t.t.
  1. krui
  2. kruit
  3. kruit
  4. kruien
  5. kruien
  6. kruien
o.v.t.
  1. kruide
  2. kruide
  3. kruide
  4. kruiden
  5. kruiden
  6. kruiden
v.t.t.
  1. heb gekruid
  2. hebt gekruid
  3. heeft gekruid
  4. hebben gekruid
  5. hebben gekruid
  6. hebben gekruid
v.v.t.
  1. had gekruid
  2. had gekruid
  3. had gekruid
  4. hadden gekruid
  5. hadden gekruid
  6. hadden gekruid
o.t.t.t.
  1. zal kruien
  2. zult kruien
  3. zal kruien
  4. zullen kruien
  5. zullen kruien
  6. zullen kruien
o.v.t.t.
  1. zou kruien
  2. zou kruien
  3. zou kruien
  4. zouden kruien
  5. zouden kruien
  6. zouden kruien
diversen
  1. krui!
  2. kruit!
  3. gekruid
  4. kruiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für kruien:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cart karretje; koets; rijtuig; vrachtkar; wagentje
wheel fiets; molenrad; rad; rijwiel; scheprad; stuur; stuurrad; stuurwiel; waterrad; wiel
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cart karren; kruien
trundle karren; kruien
wheel karren; kruien fietsen

Computerübersetzung von Drittern: