Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. emballeren:
  2. Wiktionary:
    • emballeren → pack


Niederländisch

Detailübersetzungen für emballeren (Niederländisch) ins Englisch

emballeren:

emballeren Verb (emballeer, emballeert, emballeerde, emballeerden, geëmbaleerd)

  1. emballeren (verpakken; inpakken; inwikkelen)
    to package; to pack; to wrap; to wrap up; to bale; to crate; to board
    • package Verb (packages, packaged, packaging)
    • pack Verb (packs, packed, packing)
    • wrap Verb (wraps, wrapped, wrapping)
    • wrap up Verb (wraps up, wrapped up, wrapping up)
    • bale Verb (bales, baled, baling)
    • crate Verb (crates, crated, crating)
    • board Verb (boards, boarded, boarding)
  2. emballeren (inpakken)
    to pack; to wrap up
    • pack Verb (packs, packed, packing)
    • wrap up Verb (wraps up, wrapped up, wrapping up)

Konjugationen für emballeren:

o.t.t.
  1. emballeer
  2. emballeert
  3. emballeert
  4. emballeren
  5. emballeren
  6. emballeren
o.v.t.
  1. emballeerde
  2. emballeerde
  3. emballeerde
  4. emballeerden
  5. emballeerden
  6. emballeerden
v.t.t.
  1. heb geëmbaleerd
  2. hebt geëmbaleerd
  3. heeft geëmbaleerd
  4. hebben geëmbaleerd
  5. hebben geëmbaleerd
  6. hebben geëmbaleerd
v.v.t.
  1. had geëmbaleerd
  2. had geëmbaleerd
  3. had geëmbaleerd
  4. hadden geëmbaleerd
  5. hadden geëmbaleerd
  6. hadden geëmbaleerd
o.t.t.t.
  1. zal emballeren
  2. zult emballeren
  3. zal emballeren
  4. zullen emballeren
  5. zullen emballeren
  6. zullen emballeren
o.v.t.t.
  1. zou emballeren
  2. zou emballeren
  3. zou emballeren
  4. zouden emballeren
  5. zouden emballeren
  6. zouden emballeren
en verder
  1. is geëmbaleerd
  2. zijn geëmbaleerd
diversen
  1. emballeer!
  2. emballeert!
  3. geëmbaleerd
  4. emballerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für emballeren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bale baal; pak
board aandeel; beheer; bestuur; deel; directie; hoofdbestuur; kostgeld; lat; legbord; leiding; part; schroot; smalle plank
crate kist; kistje; krat; kratje
pack accumulatie; bagage; bende; bepakking; drom; hoop; horde; massa; menigte; opeenhoping; ophoping; schare; selectie; sortering; stel; verzameling
package pakket
wrap das; halsdoek; omslagdoek; shawl; sjaal; wrap
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bale emballeren; inpakken; inwikkelen; verpakken
board emballeren; inpakken; inwikkelen; verpakken enteren; herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; kartonneren; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen
crate emballeren; inpakken; inwikkelen; verpakken
pack emballeren; inpakken; inwikkelen; verpakken comprimeren; inpakken; samendrukken; samenpersen
package emballeren; inpakken; inwikkelen; verpakken
wrap emballeren; inpakken; inwikkelen; verpakken bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; verpakken; versluieren
wrap up emballeren; inpakken; inwikkelen; verpakken bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen; wikkelen

Wiktionary Übersetzungen für emballeren:

emballeren
verb
  1. (overgankelijk) inpakken op grote schaal
    • emballerenpack