Niederländisch

Detailübersetzungen für doorvoer (Niederländisch) ins Englisch

doorvoer:

doorvoer [de ~ (m)] Nomen

  1. de doorvoer (transito)
    the transit
  2. de doorvoer
    the throughput
    – The data transfer rate of a network, measured as the number of bits per second transmitted. 1

Übersetzung Matrix für doorvoer:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
throughput doorvoer doorvoercapaciteit
transit doorvoer; transito

Verwandte Wörter für "doorvoer":


doorvoeren:

doorvoeren Verb (voer door, voert door, voerde door, voerden door, doorgevoerd)

  1. doorvoeren
    to carry through
    • carry through Verb (carry through, carried through, carrying through)

Konjugationen für doorvoeren:

o.t.t.
  1. voer door
  2. voert door
  3. voert door
  4. voeren door
  5. voeren door
  6. voeren door
o.v.t.
  1. voerde door
  2. voerde door
  3. voerde door
  4. voerden door
  5. voerden door
  6. voerden door
v.t.t.
  1. heb doorgevoerd
  2. hebt doorgevoerd
  3. heeft doorgevoerd
  4. hebben doorgevoerd
  5. hebben doorgevoerd
  6. hebben doorgevoerd
v.v.t.
  1. had doorgevoerd
  2. had doorgevoerd
  3. had doorgevoerd
  4. hadden doorgevoerd
  5. hadden doorgevoerd
  6. hadden doorgevoerd
o.t.t.t.
  1. zal doorvoeren
  2. zult doorvoeren
  3. zal doorvoeren
  4. zullen doorvoeren
  5. zullen doorvoeren
  6. zullen doorvoeren
o.v.t.t.
  1. zou doorvoeren
  2. zou doorvoeren
  3. zou doorvoeren
  4. zouden doorvoeren
  5. zouden doorvoeren
  6. zouden doorvoeren
en verder
  1. is doorgevoerd
  2. zijn doorgevoerd
diversen
  1. voer door!
  2. voert door!
  3. doorgevoerd
  4. doorvoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für doorvoeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
carry through doorvoeren

Verwandte Wörter für "doorvoeren":


Wiktionary Übersetzungen für doorvoeren:


Cross Translation:
FromToVia
doorvoeren apply; employ; make use of; use; turn to account; put on; lay down; place; put; put down; lay; set; practice; administer; attach; put onto; add; append; assign; paste appliquermettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
doorvoeren exert; practise; put into practice; apply; practice; administer pratiquerTraductions à trier suivant le sens.
doorvoeren realize; realise; achieve; accomplish; fulfil; carry through; produce réaliser — construire

doorvaren:

doorvaren Verb (vaar door, vaart door, voer door, voeren door, doorgevaard)

  1. doorvaren
    to pass through; pass through by boat; to travel through

Konjugationen für doorvaren:

o.t.t.
  1. vaar door
  2. vaart door
  3. vaart door
  4. varen door
  5. varen door
  6. varen door
o.v.t.
  1. voer door
  2. voer door
  3. voer door
  4. voeren door
  5. voeren door
  6. voeren door
v.t.t.
  1. ben doorgevaard
  2. bent doorgevaard
  3. is doorgevaard
  4. zijn doorgevaard
  5. zijn doorgevaard
  6. zijn doorgevaard
v.v.t.
  1. was doorgevaard
  2. was doorgevaard
  3. was doorgevaard
  4. waren doorgevaard
  5. waren doorgevaard
  6. waren doorgevaard
o.t.t.t.
  1. zal doorvaren
  2. zult doorvaren
  3. zal doorvaren
  4. zullen doorvaren
  5. zullen doorvaren
  6. zullen doorvaren
o.v.t.t.
  1. zou doorvaren
  2. zou doorvaren
  3. zou doorvaren
  4. zouden doorvaren
  5. zouden doorvaren
  6. zouden doorvaren
diversen
  1. vaar door!
  2. vaart door!
  3. doorgevaard
  4. doorvarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für doorvaren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
pass through doorvaren doorheen reizen; doorreizen; reizen door
pass through by boat doorvaren
travel through doorvaren doorheen reizen; doorreizen; reizen door

Computerübersetzung von Drittern: