Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. afstijgen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für afstijgen (Niederländisch) ins Englisch

afstijgen:

afstijgen Verb (stijg af, stijgt af, steeg af, stegen af, afgestegen)

  1. afstijgen (afklimmen; omlaagklauteren)
    to dismount; to get off; to climb down
    • dismount Verb (dismounts, dismounted, dismounting)
    • get off Verb (gets off, got off, getting off)
    • climb down Verb (climbs down, climbed down, climbing down)

Konjugationen für afstijgen:

o.t.t.
  1. stijg af
  2. stijgt af
  3. stijgt af
  4. stijgen af
  5. stijgen af
  6. stijgen af
o.v.t.
  1. steeg af
  2. steeg af
  3. steeg af
  4. stegen af
  5. stegen af
  6. stegen af
v.t.t.
  1. ben afgestegen
  2. bent afgestegen
  3. is afgestegen
  4. zijn afgestegen
  5. zijn afgestegen
  6. zijn afgestegen
v.v.t.
  1. was afgestegen
  2. was afgestegen
  3. was afgestegen
  4. waren afgestegen
  5. waren afgestegen
  6. waren afgestegen
o.t.t.t.
  1. zal afstijgen
  2. zult afstijgen
  3. zal afstijgen
  4. zullen afstijgen
  5. zullen afstijgen
  6. zullen afstijgen
o.v.t.t.
  1. zou afstijgen
  2. zou afstijgen
  3. zou afstijgen
  4. zouden afstijgen
  5. zouden afstijgen
  6. zouden afstijgen
diversen
  1. stijg af!
  2. stijgt af!
  3. afgestegen
  4. afstijgende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afstijgen [znw.] Nomen

  1. afstijgen (afklimmen)
    the descending; the climbing down

Übersetzung Matrix für afstijgen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
climbing down afklimmen; afstijgen
descending afklimmen; afstijgen afdalen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
climb down afklimmen; afstijgen; omlaagklauteren bakzeil halen; eraf klimmen; naar beneden klimmen; omlaag klauteren
dismount afklimmen; afstijgen; omlaagklauteren ontkoppelen
get off afklimmen; afstijgen; omlaagklauteren afstappen; eraf gaan; eruitgaan; loskomen; omlaagstappen; ontslagen worden; op vrije voeten gesteld worden; uitstappen; vrijkomen