Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. afschudden:


Niederländisch

Detailübersetzungen für afschudden (Niederländisch) ins Englisch

afschudden:

afschudden Verb (schud af, schudt af, schudde af, schudden af, afgeschud)

  1. afschudden
    to shake off; to cast off
    • shake off Verb (shakes off, shook off, shaking off)
    • cast off Verb (casts off, casted off, casting off)

Konjugationen für afschudden:

o.t.t.
  1. schud af
  2. schudt af
  3. schudt af
  4. schudden af
  5. schudden af
  6. schudden af
o.v.t.
  1. schudde af
  2. schudde af
  3. schudde af
  4. schudden af
  5. schudden af
  6. schudden af
v.t.t.
  1. heb afgeschud
  2. hebt afgeschud
  3. heeft afgeschud
  4. hebben afgeschud
  5. hebben afgeschud
  6. hebben afgeschud
v.v.t.
  1. had afgeschud
  2. had afgeschud
  3. had afgeschud
  4. hadden afgeschud
  5. hadden afgeschud
  6. hadden afgeschud
o.t.t.t.
  1. zal afschudden
  2. zult afschudden
  3. zal afschudden
  4. zullen afschudden
  5. zullen afschudden
  6. zullen afschudden
o.v.t.t.
  1. zou afschudden
  2. zou afschudden
  3. zou afschudden
  4. zouden afschudden
  5. zouden afschudden
  6. zouden afschudden
diversen
  1. schud af!
  2. schudt af!
  3. afgeschud
  4. afschuddende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afschudden [znw.] Nomen

  1. afschudden
    the shaking off

Übersetzung Matrix für afschudden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
shaking off afschudden
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cast off afschudden afsmijten; afwerpen; losgooien; loswerpen; zich ontdoen van
shake off afschudden ontworstelen; ontwringen; zich door te worstelen bevrijden; zich ontdoen van