Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für stiptheid (Niederländisch) ins Englisch

stiptheid:

stiptheid [de ~ (v)] Nomen

  1. de stiptheid (preciesheid; juistheid)
    the accuracy; the punctuality

Übersetzung Matrix für stiptheid:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
accuracy juistheid; preciesheid; stiptheid
punctuality juistheid; preciesheid; stiptheid accuratesse; nauwgezetheid; nauwkeurigheid; precisie

Verwandte Wörter für "stiptheid":


Wiktionary Übersetzungen für stiptheid:

stiptheid
noun
  1. state of being punctual
  2. the state of being timely

Cross Translation:
FromToVia
stiptheid punctuality Pünktlichkeit — genaue Einhaltung eines festgesetzten Termins
stiptheid assiduity assiduité — Régularité à se trouver où l’on doit être
stiptheid accuracy; exactitude; precision; promptness; punctuality ponctualitéexactitude à faire certaines choses dans un temps donné, comme on se l’proposer, ou comme on l’promettre.
stiptheid regularity; accuracy; exactitude; precision; promptness; punctuality régularitéconformité à un ordre, à des règles, soit naturelles, soit de convention ; constance ; uniformité.

stipt:

stipt Adjektiv

  1. stipt (op tijd; tijdig; bijtijds)
  2. stipt (accuraat; zorgvuldig; precies; secuur; net)
    accurate; precise; careful
  3. stipt (punctueel; strikt; precies; exact)
    punctual
  4. stipt (nauwgezet; nauwkeurig; precies)
    precise; punctual; stringent

Übersetzung Matrix für stipt:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
prompt ezelsbrug; geheugensteun; geheugensteuntje; prompt
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
prompt aandrijven; aansporen; inboezemen; influisteren; ingeven; inspireren; naar voren brengen; opkrikken; opperen; opwekken; prikkelen; souffleren; stimuleren; suggereren; toefluisteren; voorzeggen
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
accurate accuraat; net; precies; secuur; stipt; zorgvuldig accuraat; correct; gedetailleerd; goed; juist; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; precies; secuur; trefzeker; voorzichtig; zorgvuldig
careful accuraat; net; precies; secuur; stipt; zorgvuldig accuraat; consciëntieus; gedetailleerd; gewetensvol; grondig; met een scherp oog; met zorg; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; precies; scrupuleus; secuur; vol zorg; voorzichtig; zorgvuldig; zorgzaam
precise accuraat; nauwgezet; nauwkeurig; net; precies; secuur; stipt; zorgvuldig accuraat; correct; exact; gedetailleerd; goed; haarfijn; juist; kloppend; met grote juistheid; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; onvermurwbaar; precies; ragfijn; secuur; streng; strikt; stringent; uitgerekend; voorzichtig; waar; zorgvuldig
prompt bijtijds; op tijd; stipt; tijdig direct; gauw; gezwind
punctual exact; nauwgezet; nauwkeurig; precies; punctueel; stipt; strikt conscientieus; nauwgezet; nauwkeurig; zorgvuldig
stringent nauwgezet; nauwkeurig; precies; stipt accuraat; bindend; dringend; dwingend; gedetailleerd; klemmend; met spoed; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; onvermurwbaar; precies; rigoureus; secuur; spoedeisend; streng; strikt; stringent; urgent; zorgvuldig
AdverbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
in good time bijtijds; op tijd; stipt; tijdig
in time bijtijds; op tijd; stipt; tijdig
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
timely bijtijds; op tijd; stipt; tijdig vroeg; vroegtijdig

Verwandte Wörter für "stipt":

  • stiptheid, stipter, stiptere, stiptst, stiptste

Wiktionary Übersetzungen für stipt:

stipt
adjective
  1. precies op tijd komend
adverb
  1. met grote precisie

Cross Translation:
FromToVia
stipt punctual pünktlich — zur vereinbarten Zeit
stipt exact; precise; accurate; correct; proper; right; on time; prompt; punctual; regular; timely exact — Qui suivre rigoureusement la vérité, la convention.
stipt punctual; on time; prompt; regular; timely; accurate ponctuel — Qui est exact
stipt precise; accurate; exact; faithful; strict précis — Qui est entièrement déterminé, qui ne laisser place à aucune incertitude.
stipt regular; on time; prompt; punctual; timely; accurate; even; steady; constant régulier — Qui a de la régularité, qui est conforme à des règles, soit naturelles, soit de convention ; qui est constant, uniforme.