Niederländisch

Detailübersetzungen für help (Niederländisch) ins Englisch

help:

help Adjektiv

  1. help
    help

help

  1. help (online-Help)
    the help; the online help
    – The capability of many programs and operating systems to display advice or instructions for using their features when so requested by the user, as by a screen button or menu item or a function key. 1

Übersetzung Matrix für help:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
help help; online-Help aanmoediging; aansporen; aansporing; assistentie; bijstand; boerenknecht; dienstbetoon; handreiking; hulp; hulpbetoon; hulpje; hulpmiddel; hulpverlening; knecht; medewerking; ondersteuning; opwekking; redmiddel; ressource; steun; stimulans; support
online help help; online-Help
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
help assisteren; avanceren; bijdragen; bijspringen; bijstaan; gerieven; handreiken; helpen; meehelpen; ondersteunen; promoten; seconderen; weldoen
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
help help

Verwandte Wörter für "help":

  • helpe

Wiktionary Übersetzungen für help:

help
interjection
  1. used sarcastically to acknowledge a major mistake

Help:

Help

  1. Help
    the Help Central
    – The centralized Windows Live Help system. 1

Übersetzung Matrix für Help:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Help Central Help

helpen:

helpen Verb (help, helpt, hielp, hielpen, geholpen)

  1. helpen (assisteren; ondersteunen; seconderen; )
    to assist; to help; to attend; to be attentive; to extend the hand; to be helpful; to back up; to aid; to prop up; to make oneself useful; to second; to back; to do good
    • assist Verb (assists, assisted, assisting)
    • help Verb (helps, helped, helping)
    • attend Verb (attends, attended, attending)
    • be attentive Verb (is attentive, being attentive)
    • extend the hand Verb (extends the hand, extended the hand, extending the hand)
    • be helpful Verb (is helpful, being helpful)
    • back up Verb (backs up, backed up, backing up)
    • aid Verb (aids, aided, aiding)
    • prop up Verb (props up, propped up, propping up)
    • make oneself useful Verb (makes oneself useful, made oneself useful, making oneself useful)
    • second Verb (seconds, seconded, seconding)
    • back Verb (backs, backed, backing)
    • do good Verb (does good, did good, doing good)
  2. helpen (promoten; avanceren)
    to promote; to advance; to help; to push
    • promote Verb (promotes, promoted, promoting)
    • advance Verb (advances, advanced, advancing)
    • help Verb (helps, helped, helping)
    • push Verb (pushes, pushed, pushing)
  3. helpen (liefdadigheids werk doen; weldoen; goeddoen)
    to be charitable to

Konjugationen für helpen:

o.t.t.
  1. help
  2. helpt
  3. helpt
  4. helpen
  5. helpen
  6. helpen
o.v.t.
  1. hielp
  2. hielp
  3. hielp
  4. hielpen
  5. hielpen
  6. hielpen
v.t.t.
  1. heb geholpen
  2. hebt geholpen
  3. heeft geholpen
  4. hebben geholpen
  5. hebben geholpen
  6. hebben geholpen
v.v.t.
  1. had geholpen
  2. had geholpen
  3. had geholpen
  4. hadden geholpen
  5. hadden geholpen
  6. hadden geholpen
o.t.t.t.
  1. zal helpen
  2. zult helpen
  3. zal helpen
  4. zullen helpen
  5. zullen helpen
  6. zullen helpen
o.v.t.t.
  1. zou helpen
  2. zou helpen
  3. zou helpen
  4. zouden helpen
  5. zouden helpen
  6. zouden helpen
en verder
  1. ben geholpen
  2. bent geholpen
  3. is geholpen
  4. zijn geholpen
  5. zijn geholpen
  6. zijn geholpen
diversen
  1. help!
  2. helpt!
  3. geholpen
  4. helpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für helpen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
advance aantocht; avance; kasvoorschot; opmars; rijzing; toenadering; voorschot; voortgang
aid assistentie; bijstand; dienstbetoon; handreiking; hulp; hulpbetoon; hulpje; hulpverlenen; hulpverlening; knecht; ondersteuning; steun; support
back achterkant; achterspeler; achterzijde; back; leuning; rug; rugleuning; rugzijde
help aanmoediging; aansporen; aansporing; assistentie; bijstand; boerenknecht; dienstbetoon; handreiking; help; hulp; hulpbetoon; hulpje; hulpmiddel; hulpverlening; knecht; medewerking; ondersteuning; online-Help; opwekking; redmiddel; ressource; steun; stimulans; support
promote niveau verhogen
push duw; duwtje; knopje; por; stoot; stootje; zet
second minuutje; moment; ogenblik; oogwenk; seconde; tel
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
advance avanceren; helpen; promoten bevorderd worden; bevorderen; duwen; hogerop komen; naar voren plaatsen; naderen; opmarcheren; oprukken; opschuiven; promoveren; tegemoetkomen; toenaderen; vervroegen; voorschieten; voorschuiven; vooruitschuiven; voorwaarts gaan; vroeger uitvoeren dan gepland; zich opwerken
aid assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen assisteren; handreiken
assist assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen assisteren; bijdragen; handreiken; meehelpen
attend assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen aandachtig luisteren; aanwezig zijn; bekijken; bijwonen; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; opdagen; opduiken; opkomen; opletten; signaleren; toeluisteren; verschijnen; voelen; waarnemen; zien
back assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen financieren; opkomen voor
back up assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen bijvallen; een back-up maken; gelijk geven; instemmen; rugsteunen; steunen
be attentive assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen behulpzaam zijn; gedienstig zijn
be charitable to goeddoen; helpen; liefdadigheids werk doen; weldoen
be helpful assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen behulpzaam zijn; gedienstig zijn
do good assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen
extend the hand assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen gerieven
help assisteren; avanceren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; promoten; seconderen; weldoen assisteren; bijdragen; bijspringen; gerieven; handreiken; meehelpen
make oneself useful assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen gerieven
promote avanceren; helpen; promoten behartigen; bevorderen; niveau verhogen; promoveren
prop up assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten
push avanceren; helpen; promoten aanduwen; dringen; duwen; hengsten; rammen; schuiven; schuivend verplaatsen; stompen; verhandelen; verkopen; verschuiven; voor zich uitschuiven; voortschuiven
second assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
back achteruit; achterwaarts; andermaal; eertijds; naar achter; naar achteren; nogmaals; opnieuw; rugwaarts; terug; voorheen; voormaals; vroeger; weder; wederom; weer; weerom
help help
second tweede

Synonyms for "helpen":


Verwandte Definitionen für "helpen":

  1. gunstige gevolgen hebben2
    • een aspirientje helpt tegen de hoofdpijn2
  2. ervoor zorgen dat hij het krijgt2
    • ik heb hem aan een baan geholpen2
  3. er schuld aan hebben2
    • ik kan het niet helpen dat ik te laat ben2
  4. iemand van dienst zijn2
    • zij helpt mijn moeder in de huishouding2
  5. in een winkel bedienen2
    • kan ik u helpen?2

Wiktionary Übersetzungen für helpen:

helpen
verb
  1. iemand bijstaan
helpen
verb
  1. transitive: provide assistance to (someone or something)
  2. to lead, guide, or assist with the hand
  3. to support

Cross Translation:
FromToVia
helpen help helfen — (mit Dativ) jemandem das Tun einer Sache durch Übernehmen bestimmter Teile ermöglichen oder erleichtern
helpen help; aid; assist; benefit; accommodate; attend to; advance; avail; support aiderfaciliter l’accomplissement d’une action.
helpen succour; aid; assist secouriraider ; courir à l’aide de quelqu’un ; prêter assistance à qui en avoir besoin de.

Computerübersetzung von Drittern:


Englisch

Detailübersetzungen für help (Englisch) ins Niederländisch

help:

to help Verb (helps, helped, helping)

  1. to help (assist; attend; be attentive; )
    helpen; assisteren; ondersteunen; seconderen; bijstaan; bijspringen; weldoen
    • helpen Verb (help, helpt, hielp, hielpen, geholpen)
    • assisteren Verb (assisteer, assisteert, assisteerde, assisteerden, geassisteerd)
    • ondersteunen Verb (ondersteun, ondersteunt, ondersteunde, ondersteunden, ondersteund)
    • seconderen Verb (secondeer, secondeert, secondeerde, secondeerden, gesecondeerd)
    • bijstaan Verb (sta bij, staat bij, stond bij, stonden bij, bijgestaan)
    • bijspringen Verb (spring bij, springt bij, sprong bij, sprongen bij, bijgesprongen)
    • weldoen Verb (doe wel, doet wel, deed wel, deden wel, welgedaan)
  2. to help (promote; advance; push)
    promoten; avanceren; helpen
    • promoten Verb (promoot, promootte, promootten, gepromoot)
    • avanceren Verb (avanceer, avanceert, avanceerde, avanceerden, geavanceerd)
    • helpen Verb (help, helpt, hielp, hielpen, geholpen)
  3. to help (help out; assist)
    bijdragen; meehelpen
    • bijdragen Verb (draag bij, draagt bij, droeg bij, droegen bij, bijgedragen)
    • meehelpen Verb (help mee, helpt mee, hielp mee, hielpen mee, meegeholpen)
  4. to help (support; lend a hand; give a hand)
    meehelpen; bijspringen
    • meehelpen Verb (help mee, helpt mee, hielp mee, hielpen mee, meegeholpen)
    • bijspringen Verb (spring bij, springt bij, sprong bij, sprongen bij, bijgesprongen)
  5. to help (accomodate; oblige; be of help; extend the hand; make oneself useful)
    gerieven
    • gerieven Verb (gerief, gerieft, geriefde, geriefden, geriefd)
  6. to help (assist; aid)
    assisteren; handreiken

Konjugationen für help:

present
  1. help
  2. help
  3. helps
  4. help
  5. help
  6. help
simple past
  1. helped
  2. helped
  3. helped
  4. helped
  5. helped
  6. helped
present perfect
  1. have helped
  2. have helped
  3. has helped
  4. have helped
  5. have helped
  6. have helped
past continuous
  1. was helping
  2. were helping
  3. was helping
  4. were helping
  5. were helping
  6. were helping
future
  1. shall help
  2. will help
  3. will help
  4. shall help
  5. will help
  6. will help
continuous present
  1. am helping
  2. are helping
  3. is helping
  4. are helping
  5. are helping
  6. are helping
subjunctive
  1. be helped
  2. be helped
  3. be helped
  4. be helped
  5. be helped
  6. be helped
diverse
  1. help!
  2. let's help!
  3. helped
  4. helping
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

help Adjektiv

  1. help
    help

help [the ~] Nomen

  1. the help (assistance; aid)
    de hulp; de ondersteuning; de steun; de bijstand
  2. the help (remedy; resources; expedient; makeshift)
    de ressource; het hulpmiddel; het redmiddel
  3. the help (assistance; support)
    de medewerking; de assistentie
  4. the help (aid; assistance; helpfulness; relief)
    de hulpverlening; de hulp; de bijstand; de assistentie; het hulpbetoon; de handreiking
  5. the help (farm hand; hand)
    de knecht; de boerenknecht
  6. the help (assistant; valet; aid; hand)
    de knecht; het hulpje
  7. the help (support; assistance; aid)
    de ondersteuning; het support; de steun
  8. the help (encouragement; stimulation; encouraging; )
    de steun; de aanmoediging; de opwekking; aansporen; de aansporing; de stimulans
  9. the help (aid; support; assistance)
    het dienstbetoon; het hulpbetoon
  10. the help (online help)
    – The capability of many programs and operating systems to display advice or instructions for using their features when so requested by the user, as by a screen button or menu item or a function key. 1

Übersetzung Matrix für help:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aanmoediging cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on impulse; incitement; stimulant; stimulation; stimulus; thrill
aansporen cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on encouraging; impelling; inciting; stimulation; turning on
aansporing cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on impulse; incitement; stimulant; stimulation; stimulus; thrill
assistentie aid; assistance; help; helpfulness; relief; support assisted service; provision of services; services
bijstand aid; assistance; help; helpfulness; relief assistance; helpfulness; relief; social assistance; social security; supplementary benefit; support; welfare
boerenknecht farm hand; hand; help
dienstbetoon aid; assistance; help; support
handreiking aid; assistance; help; helpfulness; relief
hulp aid; assistance; help; helpfulness; relief aide; assistant; attendant; bystander; charlady; charwoman; cleaning lady; cleaning woman; cleaning-person; clerk; deacon; footman; helper; home help; male nurse; orderly; second servant; social assistance; valet
hulpbetoon aid; assistance; help; helpfulness; relief; support
hulpje aid; assistant; hand; help; valet
hulpmiddel expedient; help; makeshift; remedy; resources
hulpverlening aid; assistance; help; helpfulness; relief social work; welfare work
knecht aid; assistant; farm hand; hand; help; valet servant
medewerking assistance; help; support co-operation
ondersteuning aid; assistance; help; support assistance; relief; social assistance; social security; support; welfare
opwekking cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on impulse; incentive; incitement; stimulant; stimulation; stimulus; thrill
redmiddel expedient; help; makeshift; remedy; resources
ressource expedient; help; makeshift; remedy; resources
steun aid; assistance; cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on anchor; crutch; mainstay; social assistance; support
stimulans cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on boost; drive; impetus; impulse; incentive; incitement; momentum; spur; stimulant; stimulation; stimulus; thrill
support aid; assistance; help; support
- aid; assist; assistance; assistant; avail; helper; service; supporter
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aansporen activate; boost; drive; encourage; excite; incite; prompt; push on; stimulate; urge
assisteren aid; assist; attend; back; back up; be attentive; be helpful; do good; extend the hand; help; make oneself useful; prop up; second
avanceren advance; help; promote; push go on
bijdragen assist; help; help out contribute; contribute to
bijspringen aid; assist; attend; back; back up; be attentive; be helpful; do good; extend the hand; give a hand; help; lend a hand; make oneself useful; prop up; second; support replace someone
bijstaan aid; assist; attend; back; back up; be attentive; be helpful; do good; extend the hand; help; make oneself useful; prop up; second
gerieven accomodate; be of help; extend the hand; help; make oneself useful; oblige
handreiken aid; assist; help
helpen advance; aid; assist; attend; back; back up; be attentive; be helpful; do good; extend the hand; help; make oneself useful; promote; prop up; push; second be charitable to
meehelpen assist; give a hand; help; help out; lend a hand; support
ondersteunen aid; assist; attend; back; back up; be attentive; be helpful; do good; extend the hand; help; make oneself useful; prop up; second carry; carry along; comfort; prop; prop up; shore; support
promoten advance; help; promote; push
seconderen aid; assist; attend; back; back up; be attentive; be helpful; do good; extend the hand; help; make oneself useful; prop up; second
weldoen aid; assist; attend; back; back up; be attentive; be helpful; do good; extend the hand; help; make oneself useful; prop up; second be charitable to
- aid; assist; avail; facilitate; help oneself; serve
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
help help; online help
online-Help help; online help
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
stimulans lift
- assist
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
help help

Verwandte Wörter für "help":

  • helping, helps

Synonyms for "help":


Verwandte Definitionen für "help":

  1. the activity of contributing to the fulfillment of a need or furtherance of an effort or purpose3
    • offered his help in unloading3
  2. a means of serving3
    • there's no help for it3
  3. a resource3
  4. a person who contributes to the fulfillment of a need or furtherance of an effort or purpose3
    • they hired additional help to finish the work3
  5. improve the condition of3
    • These pills will help the patient3
  6. improve; change for the better3
    • New slipcovers will help the old living room furniture3
  7. help to some food; help with food or drink3
    • I served him three times, and after that he helped himself3
  8. take or use3
    • She helped herself to some of the office supplies3
  9. give help or assistance; be of service3
    • Everyone helped out during the earthquake3
    • Can you help me carry this table?3
    • She never helps around the house3
  10. contribute to the furtherance of3
    • This money will help the development of literacy in developing countries3
  11. abstain from doing; always used with a negative3
    • I can't help myself--I have to smoke3
    • She could not help watching the sad spectacle3
  12. be of use3
    • This will help to prevent accidents3
  13. The capability of many programs and operating systems to display advice or instructions for using their features when so requested by the user, as by a screen button or menu item or a function key.1

Wiktionary Übersetzungen für help:

help
verb
  1. transitive: provide assistance to (someone or something)
noun
  1. action given to provide assistance
help
noun
  1. het verlenen van hulp
  2. hulp
  3. handeling om iemand steun of bijstand te verlenen
verb
  1. iemand bijstaan

Cross Translation:
FromToVia
help hulp Hilfeallgemein: aktive Unterstützung
help helpen helfen — (mit Dativ) jemandem das Tun einer Sache durch Übernehmen bestimmter Teile ermöglichen oder erleichtern
help assistentie; bijstand; heul; hulp; toedoen; toeverlaat aideaction d’apporter son soutien physiquement, verbalement, financièrement ou de tout autre manière.
help helpen; baten; bijstaan; ter zijde staan; assisteren aiderfaciliter l’accomplissement d’une action.
help hulp à l’aide — S’utilise comme cri de détresse.

Help:


Verwandte Definitionen für "Help":

  1. A UI element that provides access to online Help or other forms of user assistance.1

Computerübersetzung von Drittern:

Verwandte Übersetzungen für help