Übersicht
Niederländisch nach Englisch: mehr Daten
- arrangement:
Englisch nach Niederländisch: mehr Daten
- arrangement:
- arrange:
-
Wiktionary:
- arrangement → regeling, schikking, zetting
- arrangement → voorziening
- arrange → schikken, regelen, arrangeren, beredderen, beschikken, rangschikken
- arrange → systematiseren, overeenkomen, afspreken, aanrichten, arrangeren, ordenen, regelen, stemmen, beschikken over, disponeren, reglementeren, reguleren, vereffenen, inrichten, ruimen, opruimen, schikken, terechtbrengen, de weg wijzen, leiden, geleiden, rondleiden
Niederländisch
Detailübersetzungen für arrangement (Niederländisch) ins Englisch
arrangement:
-
het arrangement (rangschikking; indeling; opstelling; schikking; ordening)
-
het arrangement (orkestratie; instrumentatie)
the arrangement -
het arrangement (regeling)
Übersetzung Matrix für arrangement:
Verwandte Wörter für "arrangement":
Englisch
Detailübersetzungen für arrangement (Englisch) ins Niederländisch
arrangement:
-
the arrangement (classification; disposition; ranging; position; marshalling)
-
the arrangement (settlement)
-
the arrangement
-
the arrangement (composition; assembly; montage)
-
the arrangement (ordening)
-
the arrangement (placement)
– the spatial property of the way in which something is placed 1 -
the arrangement
– A custom-created layout of photos in an album. 2
Übersetzung Matrix für arrangement:
Verwandte Wörter für "arrangement":
Synonyms for "arrangement":
Verwandte Definitionen für "arrangement":
Wiktionary Übersetzungen für arrangement:
arrangement
Cross Translation:
noun
arrangement
-
agreement
- arrangement → regeling
noun
-
een combinatie van afspraken voor een bepaalde groep
-
juridisch|nld een regeling waarmee beide partijen genoegen nemen
-
het vaststellen van een bedrag, een prijs
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• arrangement | → voorziening | ↔ disposition — action de disposer ou résultat de cette action. |
arrange:
-
to arrange
-
to arrange
-
to arrange (regulate; settle; order; fix)
-
to arrange (set up; install; instal)
-
to arrange (agree on)
-
to arrange (sort out; assort; shunt; sift; select; group)
-
to arrange (put in order; order; range)
-
to arrange (coordinate; organize; organise)
-
to arrange (orchestrate)
arrangeren; orkestreren; instrumenteren-
instrumenteren Verb (instrumenteer, instrumenteert, instrumenteerde, instrumenteerden, geïnstrumenteerd)
-
to arrange (home decorating; organize; organise)
Konjugationen für arrange:
present
- arrange
- arrange
- arranges
- arrange
- arrange
- arrange
simple past
- arranged
- arranged
- arranged
- arranged
- arranged
- arranged
present perfect
- have arranged
- have arranged
- has arranged
- have arranged
- have arranged
- have arranged
past continuous
- was arranging
- were arranging
- was arranging
- were arranging
- were arranging
- were arranging
future
- shall arrange
- will arrange
- will arrange
- shall arrange
- will arrange
- will arrange
continuous present
- am arranging
- are arranging
- is arranging
- are arranging
- are arranging
- are arranging
subjunctive
- be arranged
- be arranged
- be arranged
- be arranged
- be arranged
- be arranged
diverse
- arrange!
- let's arrange!
- arranged
- arranging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Übersetzung Matrix für arrange:
Verwandte Wörter für "arrange":
Synonyms for "arrange":
Antonyme für "arrange":
Verwandte Definitionen für "arrange":
Wiktionary Übersetzungen für arrange:
arrange
arrange
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk) in een bepaalde orde rangschikken, ordenen
-
in staat zijn zelfstandig dagelijkse dingen te doen
-
beslissen, regelen
-
een bepaalde volgorde in iets aanbrengen
-
zorgen dat het gebeurt
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• arrange | → systematiseren | ↔ systematisieren — (transitiv) ein System schaffen, anlegen; in ein System bringen |
• arrange | → overeenkomen; afspreken | ↔ vereinbaren — eine Abmachung treffen |
• arrange | → aanrichten; arrangeren; ordenen; regelen | ↔ arranger — arranger (transitive) (fr) |
• arrange | → stemmen; beschikken over; disponeren; aanrichten; arrangeren; ordenen; regelen | ↔ disposer — arranger, mettre dans l’ordre le plus convenable. |
• arrange | → stemmen; regelen; reglementeren; reguleren; vereffenen; inrichten; ruimen; opruimen; schikken; terechtbrengen; de weg wijzen; leiden; geleiden; rondleiden | ↔ régler — tirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé. |