Übersicht
Niederländisch nach Englisch: mehr Daten
Englisch nach Niederländisch: mehr Daten
-
love:
- liefde; genegenheid; innigheid; schatje; poepje; liefste; liefje; schat; lieve; schattebout; scheetje; duifje; beminde; snoes; lieverd; snoepje; lieveling; vriendin; geliefde; kindlief
- houden van; beminnen; liefhebben; minnen; vrijen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; bevallen; plezieren; gelieven; behagen; aanstaan
- lover:
-
Wiktionary:
- lover → minnares, minnaar
- lover → geliefde, minnaar, vriend, vrijer
- love → nul, liefs, schat, liefde, verliefdheid, dot
- love → vrijen, gek zijn op, houden van, liefhebben, gedijen, graag zien, beminnen
- love → liefde, affectie, min, hechten aan, houden van, mogen, waarderen, begroten, schatten, taxeren, achten, achting hebben voor, achting toedragen, hoogachten
Niederländisch
Detailübersetzungen für lover (Niederländisch) ins Englisch
lover:
-
het lover (loof)
Übersetzung Matrix für lover:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
foliage | loof; lover | bladerdak; gebladerte; loofdak |
green | loof; lover | gazon; gebladerte; grasperk; grasveld; groente; park; stadspark |
greenery | loof; lover | gebladerte |
leafage | loof; lover | gebladerte |
leaves | loof; lover | blad; boomblad; gebladerte |
Adjective | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
green | groen; groengekleurd; groenkleurig |
Verwandte Wörter für "lover":
Englisch
Detailübersetzungen für lover (Englisch) ins Niederländisch
love:
-
the love (warm heartedness; affection; ardour; fervour; intimacy; ardor; fervor)
-
the love (sweetest; treasure; sweetheart; sweetie; honey; peach; darling; dearest; beloved; dear; sweet; sugar; deary; candy)
– a beloved person; used as terms of endearment 1 -
the love (darling; dear)
-
the love (beloved; sweetheart; ladylove; hearts desire; young man; dearest; darling; deary; lover)
– a beloved person; used as terms of endearment 1 -
the love (dear child; sweetheart; dearest; darling)
Konjugationen für love:
present
- love
- love
- loves
- love
- love
- love
simple past
- loved
- loved
- loved
- loved
- loved
- loved
present perfect
- have loved
- have loved
- has loved
- have loved
- have loved
- have loved
past continuous
- was loving
- were loving
- was loving
- were loving
- were loving
- were loving
future
- shall love
- will love
- will love
- shall love
- will love
- will love
continuous present
- am loving
- are loving
- is loving
- are loving
- are loving
- are loving
subjunctive
- be loved
- be loved
- be loved
- be loved
- be loved
- be loved
diverse
- love!
- let's love!
- loved
- loving
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Übersetzung Matrix für love:
Verwandte Wörter für "love":
Synonyms for "love":
Antonyme für "love":
Verwandte Definitionen für "love":
Wiktionary Übersetzungen für love:
love
Cross Translation:
noun
love
-
zero
- love → nul
-
closing of a letter
- love → liefs
-
darling or sweetheart
- love → schat
-
romantic feelings
- love → liefde; verliefdheid
-
strong affection
- love → liefde
-
(euphemistic): to have sex with
- love → vrijen
-
to lust for
- love → gek zijn op
-
care about; will good for
- love → houden van; liefhebben
-
be strongly inclined towards doing
- love → gek zijn op; houden van
-
to need, thrive on
- love → gedijen
-
have a strong affection for
- love → graag zien; liefhebben; beminnen; houden van
verb
-
amoureuze gevoelens voor iemand koesteren
-
liefde voelen tot iemand of iets
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• love | → liefde | ↔ Liebe — kein Plural: inniges Gefühl der Zuneigung für jemanden oder etwas |
• love | → liefde; affectie; min | ↔ amour — sentiment intense et agréable qui inciter les êtres à s’unir. |
• love | → hechten aan; houden van; mogen; waarderen; begroten; schatten; taxeren; achten; achting hebben voor; achting toedragen; hoogachten | ↔ apprécier — Estimer, évaluer (quelque chose), en fixer la valeur, le prix. (Sens général). |
• love | → hechten aan; houden van; mogen; waarderen; begroten; schatten; taxeren; achten; achting hebben voor; achting toedragen; hoogachten | ↔ estimer — priser quelque chose, en apprécier, en déterminer la valeur. |
lover:
-
the lover (boyfriend; sweetheart)
-
the lover (mistress; ladylove)
-
the lover (beloved; sweetheart; ladylove; hearts desire; young man; dearest; darling; love; deary)
– a person who loves someone or is loved by someone 1