Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Englisch ->Suche: tantième

Niederländische und englische Suchergebnisse für: tantième

Übersicht

Niederländisch nach Englisch: mehr Daten

tantième:
- bonus; extra charge; premium; gratuity; extra allowance; distribution of profits; payment of a dividend
Wiktionary:
- tantième → participation, share, part

Niederländisch

Detailübersetzungen für tantième (Niederländisch) ins Englisch

tantième:

tantième [het ~] Nomen

het tantième (bonus; toeslag; premie; extraatje)
the bonus; the extra charge; the premium; the gratuity; the extra allowance
- bonus [the ~] Nomen
- extra charge [the ~] Nomen
- premium [the ~] Nomen
- gratuity [the ~] Nomen
- extra allowance [the ~] Nomen
het tantième (winstdeel)
the bonus
- bonus [the ~] Nomen
het tantième (winstuitkering; winstdeling; winstaandeel)
the distribution of profits; the payment of a dividend
- distribution of profits [the ~] Nomen
- payment of a dividend [the ~] Nomen

Übersetzung Matrix für tantième:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
bonus	bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag; winstdeel	extra beloning; gratificatie; premie; voordeel
distribution of profits	tantième; winstaandeel; winstdeling; winstuitkering
extra allowance	bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag
extra charge	bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag
gratuity	bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag	extra beloning; fooi; gratificatie; premie
payment of a dividend	tantième; winstaandeel; winstdeling; winstuitkering
premium	bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag	premie; verzekeringspremie

Verwandte Wörter für "tantième":

tantièmes

Wiktionary Übersetzungen für tantième:

Cross Translation:

From	To	Via
• tantième	→ participation; share; part	↔ participation — action de participer à quelque chose.

Computerübersetzung von Drittern:

Englisch

Detailübersetzungen für tantième (Englisch) ins Niederländisch

tantième: ^{(*Wort und Satz getrennt)}

tan: zonnen; bruinen; bronzen; beige; lichtbruin; looien; tanen; leerlooien; looi
time: tijd; keer; maal; periode; termijn; tijdsduur; tijdsbestek; klokken; timen; de tijd opnemen; tijdruimte

Computerübersetzung von Drittern: