Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. demonteren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für demonteer (Niederländisch) ins Englisch

demonteren:

demonteren Verb (demonteer, demonteert, demonteerde, demonteerden, gedemonteerd)

  1. demonteren (uit elkaar halen; ontmantelen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; onttakelen)
    to dismantle; to strip down; to remove; to take apart a machine; to clear away; to unharness; to unrig; to clear up
    • dismantle Verb (dismantles, dismantled, dismantling)
    • strip down Verb (strips down, stripped down, stripping down)
    • remove Verb (removes, removed, removing)
    • take apart a machine Verb (takes apart a machine, took apart a machine, taking apart a machine)
    • clear away Verb (clears away, cleared away, clearing away)
    • unharness Verb (unharnesses, unharnessed, unharnessing)
    • unrig Verb (unrigs, unrigged, unrigging)
    • clear up Verb (clears up, cleared up, clearing up)

Konjugationen für demonteren:

o.t.t.
  1. demonteer
  2. demonteert
  3. demonteert
  4. demonteren
  5. demonteren
  6. demonteren
o.v.t.
  1. demonteerde
  2. demonteerde
  3. demonteerde
  4. demonteerden
  5. demonteerden
  6. demonteerden
v.t.t.
  1. heb gedemonteerd
  2. hebt gedemonteerd
  3. heeft gedemonteerd
  4. hebben gedemonteerd
  5. hebben gedemonteerd
  6. hebben gedemonteerd
v.v.t.
  1. had gedemonteerd
  2. had gedemonteerd
  3. had gedemonteerd
  4. hadden gedemonteerd
  5. hadden gedemonteerd
  6. hadden gedemonteerd
o.t.t.t.
  1. zal demonteren
  2. zult demonteren
  3. zal demonteren
  4. zullen demonteren
  5. zullen demonteren
  6. zullen demonteren
o.v.t.t.
  1. zou demonteren
  2. zou demonteren
  3. zou demonteren
  4. zouden demonteren
  5. zouden demonteren
  6. zouden demonteren
en verder
  1. is gedemonteerd
  2. zijn gedemonteerd
diversen
  1. demonteer!
  2. demonteert!
  3. gedemonteerd
  4. demonterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für demonteren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
remove afnemen; afstoffen; afwissen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
clear away demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen afnemen; afruimen; afstoffen; bergen; opruimen; stoffen
clear up demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen afnemen; afstoffen; opklaren; ruzie bijleggen; stoffen; uitpraten; wolken verdwijnen
dismantle demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen anatomiseren; liquideren; ontleden; uit elkaar nemen; uitroeien
remove demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen aanrekenen; aanwrijven; afdoen; afhandelen; afnemen; afscheiden; afstoffen; afvoeren; afzonderen; beslechten; dalen; declineren; disloqueren; ecarteren; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; ledigen; leeghalen; leegmaken; lichten; lozen; minder worden; minderen; ontzetten; reinigen; roeren; schoonmaken; schoonpoetsen; stoffen; tanen; teruggaan; twist uit de weg ruimen; uit de macht ontzetten; uithalen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen; verhuizen; verleggen; verminderen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervallen; vervoeren; vervreemden; verwijderen; verzetten; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegleiden; wegnemen; wegvoeren; wegwerken; zuiveren
strip down demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen
take apart a machine demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen
unharness demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen
unrig demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen

Wiktionary Übersetzungen für demonteren:

demonteren
verb
  1. take apart
  2. to take to pieces


Wiktionary Übersetzungen für demonteer:

demonteer
verb
  1. to get off of