Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. zich aankleden:
  2. Wiktionary:
    • zich aankleden → dress


Niederländisch

Detailübersetzungen für zich aankleden (Niederländisch) ins Englisch

zich aankleden:

zich aankleden Verb

  1. zich aankleden
    to dress; to get dressed
    • dress Verb (dresss, dressed, dressing)
    • get dressed Verb (gets dressed, got dressed, getting dressed)

Übersetzung Matrix für zich aankleden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dress dracht; gewaad; japon; jurk; jurkje; kleding; kleren; livrei; robe; tenue; uitdossing; uniform; verwachting; zwangerschap
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dress zich aankleden aandoen; aankleden; aantrekken; afwerken; garneren; kleden; opmaken; opsmukken; schotels garneren; uitmonsteren; versieren; zich kleden; zich tooien
get dressed zich aankleden kleden; uitmonsteren; zich kleden; zich tooien

Wiktionary Übersetzungen für zich aankleden:

zich aankleden
verb
  1. to clothe oneself

Verwandte Übersetzungen für zich aankleden