Niederländisch
Detailübersetzungen für lenigen (Niederländisch) ins Englisch
lenigen:
-
lenigen (tegoed doen; laven; lessen)
to quench; to consume; to relieve; to gorge; tuck into; feast upon; to have dinner; to have a meal; to take something; to have something to eat; to eat-
tuck into Verb
-
feast upon Verb
-
lenigen (verlichten; verzachten)
Konjugationen für lenigen:
o.t.t.
- lenig
- lenigt
- lenigt
- lenigen
- lenigen
- lenigen
o.v.t.
- lenigde
- lenigde
- lenigde
- lenigden
- lenigden
- lenigden
v.t.t.
- heb gelenigd
- hebt gelenigd
- heeft gelenigd
- hebben gelenigd
- hebben gelenigd
- hebben gelenigd
v.v.t.
- had gelenigd
- had gelenigd
- had gelenigd
- hadden gelenigd
- hadden gelenigd
- hadden gelenigd
o.t.t.t.
- zal lenigen
- zult lenigen
- zal lenigen
- zullen lenigen
- zullen lenigen
- zullen lenigen
o.v.t.t.
- zou lenigen
- zou lenigen
- zou lenigen
- zouden lenigen
- zouden lenigen
- zouden lenigen
en verder
- is gelenigd
diversen
- lenig!
- lenigt!
- gelenigd
- lenigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze