Niederländisch
Detailübersetzungen für stoeien (Niederländisch) ins Englisch
stoeien:
-
stoeien (ravotten; dollen; zich uitleven; wild spelen; wild rennen)
to romp; to romp around; to frolic; to horse around; to run around wildly; to play; to let oneself go
Konjugationen für stoeien:
o.t.t.
- stoei
- stoeit
- stoeit
- stoeien
- stoeien
- stoeien
o.v.t.
- stoeide
- stoeide
- stoeide
- stoeiden
- stoeiden
- stoeiden
v.t.t.
- heb gestoeid
- hebt gestoeid
- heeft gestoeid
- hebben gestoeid
- hebben gestoeid
- hebben gestoeid
v.v.t.
- had gestoeid
- had gestoeid
- had gestoeid
- hadden gestoeid
- hadden gestoeid
- hadden gestoeid
o.t.t.t.
- zal stoeien
- zult stoeien
- zal stoeien
- zullen stoeien
- zullen stoeien
- zullen stoeien
o.v.t.t.
- zou stoeien
- zou stoeien
- zou stoeien
- zouden stoeien
- zouden stoeien
- zouden stoeien
en verder
- ben gestoeid
- bent gestoeid
- is gestoeid
- zijn gestoeid
- zijn gestoeid
- zijn gestoeid
diversen
- stoei!
- stoeit!
- gestoeid
- stoeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze