Gedrag: niederländische und englische Suchergebnisse gefunden im Interglot Wörterbuch

Übersicht

Niederländisch nach Englisch: mehr Daten

gedrag:
- behaviour; conduct; demeanour; way of behaving; deportment; bearing; demeanor; behavior; quotation; value; stock price; price; rate
Wiktionary:
- gedrag → behaviour, behavior, manner, demean
- gedrag → behaviour, behavior, conduct, deportment, procedure, process, technique, custody, holding, storage, reign, rule, governance, regulation, ruling, ascendancy, ascendance, attendance
User Contributed Translations for gedrag:
- conduit

Niederländisch

Detailübersetzungen für gedrag (Niederländisch) ins Englisch

het gedrag (gedragswijze; handelwijze; optreden; manier)
the behaviour; the demeanour; the behavior
– (behavioral attributes) the way a person behaves toward other people ¹
- behaviour [the ~] Nomen, britisch
- demeanour [the ~] Nomen, britisch
- behavior [the ~] Nomen, amerikanisch
the conduct; the way of behaving; the deportment; the bearing; the demeanor
- conduct [the ~] Nomen
- way of behaving [the ~] Nomen
- deportment [the ~] Nomen
- bearing [the ~] Nomen
- demeanor [the ~] Nomen, amerikanisch
het gedrag (besturing; houding; leiding; rijrichting; plan)
the quotation; the stock price; the rate
- quotation [the ~] Nomen
- stock price [the ~] Nomen
- rate [the ~] Nomen
the value
– the amount (of money or goods or services) that is considered to be a fair equivalent for something else ¹
- value [the ~] Nomen
  - he tried to estimate the value of the produce at normal prices¹
the price
– The market value or exchange value of a product. ²
- price [the ~] Nomen
het gedrag
the behavior
– A component that controls various run-time aspects of a service, an endpoint, a particular operation, or a client. Behaviors are grouped according to scope: common behaviors affect all endpoints globally, service behaviors affect only service-related aspects, endpoint behaviors affect only endpoint-related properties, and operation-level behaviors affect particular operations. ²
- behavior [the ~] Nomen

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
bearing	gedrag; gedragswijze; handelwijze; manier; optreden	air; kogellager; lager; peiling; van plaats
behavior	gedrag; gedragswijze; handelwijze; manier; optreden
behaviour	gedrag; gedragswijze; handelwijze; manier; optreden
conduct	gedrag; gedragswijze; handelwijze; manier; optreden
demeanor	gedrag; gedragswijze; handelwijze; manier; optreden
demeanour	gedrag; gedragswijze; handelwijze; manier; optreden
deportment	gedrag; gedragswijze; handelwijze; manier; optreden	air
price	besturing; gedrag; houding; leiding; plan; rijrichting	prijs
quotation	besturing; gedrag; houding; leiding; plan; rijrichting	aanhaling; citaat; notering; offerte; prijskaartje; prijsopgave
rate	besturing; gedrag; houding; leiding; plan; rijrichting	herleidingskoers; koers; tarief; valuta; wisselkoers
stock price	besturing; gedrag; houding; leiding; plan; rijrichting
value	besturing; gedrag; houding; leiding; plan; rijrichting	belang; betekenis; herleidingskoers; koers; nut; valuta; waarde; wisselkoers; zin
way of behaving	gedrag; gedragswijze; handelwijze; manier; optreden
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
conduct		begeleiden; chaperonneren; dirigeren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; orkest dirigeren; vergezellen; volgen
price		prijzen; van een prijs voorzien
rate		aanslaan; taxeren
value		becijferen; berekenen; calculeren; uitrekenen; uitwerken

gedrag

noun

de manier waarop iemand optreedt of iets ergens op reageert
- gedrag → behaviour; behavior

gedrag

noun

behavior
- manner → gedrag
Behavior; conduct; bearing; demeanor.
- demean → houding; gedrag
the way matter moves or acts
- behaviour → gedragingen; gedrag
way an animal or human behaves or acts
- behaviour; behavior → gedragingen; gedrag

Cross Translation:

From	To	Via
• gedrag	→ behaviour; behavior	↔ Verhalten — das, was jemand tut oder lässt und auf welche Weise
• gedrag	→ conduct; behaviour; behavior; deportment; procedure; process; technique	↔ procédé — conduite, manière d’agir d’une personne envers une autre.
• gedrag	→ custody; holding; storage; reign; rule; governance; regulation; ruling; ascendancy; ascendance; attendance	↔ tenue — Traductions à trier suivant le sens.