Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. sarren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für sarren (Niederländisch) ins Englisch

sarren:

sarren Verb (sar, sart, sarde, sarden, sarde)

  1. sarren (treiteren; pesten; plagen; )
    to tease; to bully; to antagonize; to pester; to harass; to provoke; to antagonise
    • tease Verb (teases, teased, teasing)
    • bully Verb (bullies, bullied, bullying)
    • antagonize Verb, amerikanisch (antagonizes, antagonized, antagonizing)
    • pester Verb (pesters, pestered, pestering)
    • harass Verb (harasses, harassed, harassing)
    • provoke Verb (provokes, provoked, provoking)
    • antagonise Verb, britisch
  2. sarren (uitdagen; pesten; plagen; )
    to nag
    • nag Verb (nags, nagged, nagging)

Konjugationen für sarren:

o.t.t.
  1. sar
  2. sart
  3. sart
  4. sarren
  5. sarren
  6. sarren
o.v.t.
  1. sarde
  2. sarde
  3. sarde
  4. sarden
  5. sarden
  6. sarden
v.t.t.
  1. ben sarde
  2. bent sarde
  3. is sarde
  4. zijn sarde
  5. zijn sarde
  6. zijn sarde
v.v.t.
  1. was sarde
  2. was sarde
  3. was sarde
  4. waren sarde
  5. waren sarde
  6. waren sarde
o.t.t.t.
  1. zal sarren
  2. zult sarren
  3. zal sarren
  4. zullen sarren
  5. zullen sarren
  6. zullen sarren
o.v.t.t.
  1. zou sarren
  2. zou sarren
  3. zou sarren
  4. zouden sarren
  5. zouden sarren
  6. zouden sarren
diversen
  1. sar!
  2. sart!
  3. sarde
  4. sarrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für sarren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bully bullebak; bullebijter; despoot; kwelduivel; overheerser; pestkop; plaaggeest; tiran; treiteraar
nag geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet
pester bullebak; bullebijter
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
antagonise koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren
antagonize koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren
bully koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren intimideren; ringeloren; terroriseren; tiranniseren; vrees aanjagen
harass koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren lastigvallen; teisteren
nag jennen; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zieken aandringen; chicaneren; doordrammen; doordrukken; drammen; dwarszitten; etteren; griepen; harrewarren; klagen; kleinzielig gedragen; klieren; op zijn hart hebben; zeiken; zeuren
pester koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren chicaneren; dwarszitten; kleinzielig gedragen; op zijn hart hebben; wegpesten
provoke koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren aanleiding geven tot; aanzetten tot; instigeren; ontlokken; ophitsen; provoceren; uitdagen; uitlokken; verwekken
tease koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren foppen; in de maling nemen; ontlokken; te pakken nemen; voor de gek houden

Wiktionary Übersetzungen für sarren:

sarren
verb
  1. iemand voortdurend lastig vallen

Cross Translation:
FromToVia
sarren annoy; irk; irritate; aggravate; exasperate; provoke; excite; incite; rouse; stir up; arouse; set on edge agaceraffecter d’une irritation nerveuse.
sarren irritate; excite; incite; provoke; rouse; stimulate; stir up; arouse irritermettre en colère.