Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. dubben:
  2. Wiktionary:
Englisch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. dub:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für dub (Niederländisch) ins Englisch

dub form of dubben:

dubben Verb (dub, dubt, dubde, dubden, gedubd)

  1. dubben (nasynchroniseren)
    to synchronize; to dub; to synchronise
    • synchronize Verb, amerikanisch (synchronizes, synchronized, synchronizing)
    • dub Verb (dubs, dubbed, dubbing)
    • synchronise Verb, britisch
  2. dubben (aarzelen; talmen; weifelen)
    to hesitate; to doubt; to linger; to waver; to delay; to defer; to brood over; to tarry; to deter
    • hesitate Verb (hesitates, hesitated, hesitating)
    • doubt Verb (doubts, doubted, doubting)
    • linger Verb (lingers, lingered, lingering)
    • waver Verb (wavers, wavered, wavering)
    • delay Verb (delaies, delayed, delaying)
    • defer Verb (defers, deferred, deferring)
    • brood over Verb (broods over, brooded over, brooding over)
    • tarry Verb (tarries, tarried, tarrying)
    • deter Verb (deters, deterred, deterring)

Konjugationen für dubben:

o.t.t.
  1. dub
  2. dubt
  3. dubt
  4. dubben
  5. dubben
  6. dubben
o.v.t.
  1. dubde
  2. dubde
  3. dubde
  4. dubden
  5. dubden
  6. dubden
v.t.t.
  1. heb gedubd
  2. hebt gedubd
  3. heeft gedubd
  4. hebben gedubd
  5. hebben gedubd
  6. hebben gedubd
v.v.t.
  1. had gedubd
  2. had gedubd
  3. had gedubd
  4. hadden gedubd
  5. hadden gedubd
  6. hadden gedubd
o.t.t.t.
  1. zal dubben
  2. zult dubben
  3. zal dubben
  4. zullen dubben
  5. zullen dubben
  6. zullen dubben
o.v.t.t.
  1. zou dubben
  2. zou dubben
  3. zou dubben
  4. zouden dubben
  5. zouden dubben
  6. zouden dubben
diversen
  1. dub!
  2. dubt!
  3. gedubd
  4. dubbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für dubben:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
delay onderbreking; oponthoud; respijt; uitstel; verlet; vertraging
doubt aarzeling; besluiteloosheid; tweestrijd; twijfel; twijfeling; weifeling
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
brood over aarzelen; dubben; talmen; weifelen
defer aarzelen; dubben; talmen; weifelen uitstellen
delay aarzelen; dubben; talmen; weifelen aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; onderuitgaan; ophouden; slippen; talmen; temporiseren; teuten; treuzelen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; vertragen; wegschieten; zaniken; zeiken; zeuren
deter aarzelen; dubben; talmen; weifelen afschrikken; bang maken; ophouden; temporiseren; verschrikken; vertragen
doubt aarzelen; dubben; talmen; weifelen afvragen; betwijfelen; onzeker zijn; twijfelen; verwonderen
dub dubben; nasynchroniseren
hesitate aarzelen; dubben; talmen; weifelen aarzelen; onzeker zijn; twijfelen; weifelen
linger aarzelen; dubben; talmen; weifelen aarzelen; blijven; blijven hangen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; toeven; treuzelen; vertoeven; verwijlen; zaniken; zeiken; zeuren
synchronise dubben; nasynchroniseren afstemmen; gelijkschakelen; gelijkzetten; synchroniseren
synchronize dubben; nasynchroniseren afstemmen; gelijkschakelen; gelijkzetten; synchroniseren
tarry aarzelen; dubben; talmen; weifelen aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; twijfelen; weifelen; zaniken; zeiken; zeuren
waver aarzelen; dubben; talmen; weifelen aarzelen; blijven steken; haperen; stokken; twijfelen; vastlopen; weifelen
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
tarry teerachtig

Wiktionary Übersetzungen für dubben:


Cross Translation:
FromToVia
dubben hesitate; waver; falter; rock; stagger; totter; vacillate; wobble barguigner — (familier, fr) hésiter, avoir de la peine à se déterminer, particulièrement quand il s’agir d’un achat, d’une affaire, d’un traité.
dubben doubt; question douter — Être dans l’incertitude, n’être pas sûr.
dubben hesitate; at a loss for words; waver; falter; pause hésiter — Être incertain, indécis sur le parti, sur la résolution que l’on doit prendre.


Wiktionary Übersetzungen für dub:

dub
noun
  1. een extra geluid dat ingebracht wordt in een bestaand geluidsfragment



Englisch

Detailübersetzungen für dub (Englisch) ins Niederländisch

dub:

to dub Verb (dubs, dubbed, dubbing)

  1. to dub (synchronize; synchronise)
    dubben; nasynchroniseren
    • dubben Verb (dub, dubt, dubde, dubden, gedubd)
    • nasynchroniseren Verb (synchroniseer na, synchroniseert na, synchroniseerde na, synchroniseerden na, nagesynchroniseerd)

Konjugationen für dub:

present
  1. dub
  2. dub
  3. dubs
  4. dub
  5. dub
  6. dub
simple past
  1. dubbed
  2. dubbed
  3. dubbed
  4. dubbed
  5. dubbed
  6. dubbed
present perfect
  1. have dubbed
  2. have dubbed
  3. has dubbed
  4. have dubbed
  5. have dubbed
  6. have dubbed
past continuous
  1. was dubbing
  2. were dubbing
  3. was dubbing
  4. were dubbing
  5. were dubbing
  6. were dubbing
future
  1. shall dub
  2. will dub
  3. will dub
  4. shall dub
  5. will dub
  6. will dub
continuous present
  1. am dubbing
  2. are dubbing
  3. is dubbing
  4. are dubbing
  5. are dubbing
  6. are dubbing
subjunctive
  1. be dubbed
  2. be dubbed
  3. be dubbed
  4. be dubbed
  5. be dubbed
  6. be dubbed
diverse
  1. dub!
  2. let's dub!
  3. dubbed
  4. dubbing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Übersetzung Matrix für dub:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dubben dub; synchronise; synchronize brood over; defer; delay; deter; doubt; hesitate; linger; tarry; waver
nasynchroniseren dub; synchronise; synchronize
- knight; nickname

Synonyms for "dub":


Verwandte Definitionen für "dub":

  1. the new sounds added by dubbing1
  2. provide (movies) with a soundtrack of a foreign language1
  3. give a nickname to1
  4. raise (someone) to knighthood1

Wiktionary Übersetzungen für dub:

dub
verb
  1. to confer knighthood
dub
noun
  1. een extra geluid dat ingebracht wordt in een bestaand geluidsfragment

Cross Translation:
FromToVia
dub noemen; heten; uitmaken voor nommer — Attribuer, imposer un nom à une personne ou une chose. (Sens général).