Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- zwaai:
- zwaaien:
-
Wiktionary:
- zwaaien → schwingen, fuchteln
- zwaaien → schaukeln, sich wiegen, schwanken, wedeln, schwenken, flattern, wogen, winken, schlingen, schwingen, agitieren, aufwiegeln, in Wallung bringen, in Aufruhr versetzen, in Unruhe versetzen, aufwühlen
Niederländisch
Detailübersetzungen für zwaai (Niederländisch) ins Deutsch
zwaai:
-
de zwaai (slingerende beweging; slingering)
Übersetzung Matrix für zwaai:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Schwankung | slingerende beweging; slingering; zwaai | aarzeling; besluiteloosheid; fluctuatie; hapering; kink in de kabel; onbestendigheid; tweestrijd; twijfel; twijfeling; veranderlijkheid; weifeling; wisselvalligheid; zigzaggende beweging |
Schwung | slingerende beweging; slingering; zwaai | elan; gloed; haarkrul; krul; ommekeer; omwenteling; pit; revolutie; totale verandering; vlam; vuur |
schleudernde Bewegung | slingerende beweging; slingering; zwaai |
Verwandte Wörter für "zwaai":
zwaai form of zwaaien:
-
zwaaien (met de hand groeten)
-
zwaaien (slingeren; heen en weer zwaaien; zwenken)
-
zwaaien (wuiven)
Konjugationen für zwaaien:
o.t.t.
- zwaai
- zwaait
- zwaait
- zwaaien
- zwaaien
- zwaaien
o.v.t.
- zwaaide
- zwaaide
- zwaaide
- zwaaiden
- zwaaiden
- zwaaiden
v.t.t.
- heb gezwaaid
- hebt gezwaaid
- heeft gezwaaid
- hebben gezwaaid
- hebben gezwaaid
- hebben gezwaaid
v.v.t.
- had gezwaaid
- had gezwaaid
- had gezwaaid
- hadden gezwaaid
- hadden gezwaaid
- hadden gezwaaid
o.t.t.t.
- zal zwaaien
- zult zwaaien
- zal zwaaien
- zullen zwaaien
- zullen zwaaien
- zullen zwaaien
o.v.t.t.
- zou zwaaien
- zou zwaaien
- zou zwaaien
- zouden zwaaien
- zouden zwaaien
- zouden zwaaien
diversen
- zwaai!
- zwaait!
- gezwaaid
- zwaaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für zwaaien:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
mit der Hand grüßen | met de hand groeten; zwaaien | |
schlingern | heen en weer zwaaien; slingeren; zwaaien; zwenken | bengelen; deinen; door elkaar halen; golven; heen en weer zwaaien; in de war maken; pendelen; reizen tussen; schommelen; slingeren; uit zijn evenwicht raken; wiebelen; wiegen |
schwenken | heen en weer zwaaien; slingeren; wuiven; zwaaien; zwenken | deinen; draaien; golven; heen en weer zwaaien; keren; kolken; omdraaien; omschudden; ronddraaien; schommelen; slingeren; wenden; wiebelen; wiegen; zwenken |
wiegen | wuiven; zwaaien | deinen; golven; schommelen; wegen; wiegelen; wiegen |
winken | met de hand groeten; wuiven; zwaaien | deinen; golven; uitwuiven; wenken |
Verwandte Wörter für "zwaaien":
Synonyms for "zwaaien":
Verwandte Definitionen für "zwaaien":
Wiktionary Übersetzungen für zwaaien:
zwaaien
Cross Translation:
verb
zwaaien
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zwaaien | → schaukeln; sich wiegen; schwanken | ↔ sway — To move or swing from side to side; or backward and forward; to rock |
• zwaaien | → wedeln; schwenken; flattern; wogen | ↔ wave — to move back and forth repeatedly |
• zwaaien | → winken | ↔ wave — to wave one’s hand |
• zwaaien | → schlingen; schwingen; agitieren; aufwiegeln; in Wallung bringen; in Aufruhr versetzen; in Unruhe versetzen; aufwühlen | ↔ agiter — Traductions à trier suivant le sens |
• zwaaien | → schlingen; schwingen | ↔ brandir — agiter dans sa main une arme, comme si on se préparer à frapper. |