Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
befreien
|
loskomen; ontsnappen; vrijkomen; zich bevrijden
|
afhelpen; banen; bevrijden; bevrijden van; bevrijden van belegeraars; emanciperen; in vrijheid stellen; loslaten; losmaken; ontdoen van; ontzetten; van de boeien ontdoen; verlossen; vrijlaten; vrijmaken; vrijvechten
|
entfliehen
|
loskomen; ontsnappen; vrijkomen; zich bevrijden
|
er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; heenkomen; losbreken; loskomen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken; uitwijken voor iets; vluchten; vrijkomen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegvluchten; zich met geweld losbreken; zich vrijmaken
|
entkommen
|
loskomen; ontsnappen; vrijkomen; zich bevrijden
|
er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; lopend weggaan; losbreken; loskomen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken; uitwijken voor iets; vluchten; vrijkomen; weglopen; wegvluchten; zich met geweld losbreken
|
entrinnen
|
loskomen; ontsnappen; vrijkomen; zich bevrijden
|
er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; losbreken; loskomen; ontslagen worden; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken voor iets; vrijkomen; zich met geweld losbreken
|
entschlüpfen
|
loskomen; ontsnappen; vrijkomen; zich bevrijden
|
er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; loskomen; ontslagen worden; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken voor iets; vrijkomen
|
entweichen
|
loskomen; ontsnappen; vrijkomen; zich bevrijden
|
de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; loskomen; ontduiken; ontkomen; ontlopen; ontslagen worden; ontsnappen; ontvluchten; ontwijken; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken; uitwijken voor iets; vermijden; vluchten; vrijkomen; wegvluchten; zich uit de voeten maken
|
entwischen
|
loskomen; ontsnappen; vrijkomen; zich bevrijden
|
de plaat poetsen; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ervandoor gaan; hem smeren; loskomen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken; uitwijken voor iets; vluchten; vrijkomen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegvluchten; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken
|
fliehen
|
loskomen; ontsnappen; vrijkomen; zich bevrijden
|
er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; lopend weggaan; losbreken; loskomen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uit de weg gaan; uitwijken; uitwijken voor iets; vlieden; vluchten; vrijkomen; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegvluchten; wijken; zich met geweld losbreken; zich vrijmaken
|
flüchten
|
loskomen; ontsnappen; vrijkomen; zich bevrijden
|
de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; lopend weggaan; losbreken; loskomen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken; uitwijken voor iets; vlieden; vluchten; voortvluchtig zijn; vrijkomen; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegvluchten; zich met geweld losbreken; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken
|
freilassen
|
loskomen; ontsnappen; vrijkomen; zich bevrijden
|
afbreken; amnestie verlenen; banen; bevrijden; beëindigen; emanciperen; forceren; in vrijheid stellen; invrijheidstellen; laten; laten gaan; laten lopen; loslaten; losmaken; niet vasthouden; ontbinden; openlaten; opheffen; permitteren; stukmaken; toelaten; uitsparen; van de boeien ontdoen; verbreken; verbrijzelen; verlossen; vrijaf geven; vrijgeven; vrijlaten; vrijmaken; vrijvechten
|
freimachen
|
loskomen; ontsnappen; vrijkomen; zich bevrijden
|
banen; beporten; bevrijden; emanciperen; frankeren; in vrijheid stellen; loslaten; losmaken; ontkleden; strippen; uitdoen; uitkleden; uittrekken; van de boeien ontdoen; van last bevrijden; verlossen; vrijlaten; vrijmaken; vrijvechten
|
sich befreien
|
loskomen; ontsnappen; vrijkomen; zich bevrijden
|
|
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
entkommen
|
|
ontsnapt; uitgebroken
|