Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für weven (Niederländisch) ins Deutsch
weven:
-
weven
Konjugationen für weven:
o.t.t.
- weef
- weeft
- weeft
- weven
- weven
- weven
o.v.t.
- weefde
- weefde
- weefde
- weefden
- weefden
- weefden
v.t.t.
- heb geweven
- hebt geweven
- heeft geweven
- hebben geweven
- hebben geweven
- hebben geweven
v.v.t.
- had geweven
- had geweven
- had geweven
- hadden geweven
- hadden geweven
- hadden geweven
o.t.t.t.
- zal weven
- zult weven
- zal weven
- zullen weven
- zullen weven
- zullen weven
o.v.t.t.
- zou weven
- zou weven
- zou weven
- zouden weven
- zouden weven
- zouden weven
diversen
- weef!
- weeft!
- geweven
- wevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für weven:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
weben | weven |
Wiktionary Übersetzungen für weven:
weven
Cross Translation:
verb
weven
-
(textiel) vervaardigen uit draden
- weven → weben
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• weven | → weben; wirken; schlingen; winden; flechten | ↔ tisser — Faire de la toile ou d’autres étoffes en croiser ou entrelacer sur un métier les fils dont elles devoir composer. |
• weven | → weben; wirken | ↔ tramer — arts|fr passer la trame entre les fils qui tendre sur le métier. |