Niederländisch
Detailübersetzungen für werkzaam zijn (Niederländisch) ins Deutsch
werkzaam zijn:
werkzaam zijn Verb (ben werkzaam, bent werkzaam, is werkzaam, was werkzaam, waren werkzaam, werkzaam geweest)
-
werkzaam zijn (uit werken gaan)
Konjugationen für werkzaam zijn:
o.t.t.
- ben werkzaam
- bent werkzaam
- is werkzaam
- zijn werkzaam
- zijn werkzaam
- zijn werkzaam
o.v.t.
- was werkzaam
- was werkzaam
- was werkzaam
- waren werkzaam
- waren werkzaam
- waren werkzaam
v.t.t.
- ben werkzaam geweest
- bent werkzaam geweest
- is werkzaam geweest
- zijn werkzaam geweest
- zijn werkzaam geweest
- zijn werkzaam geweest
v.v.t.
- was werkzaam geweest
- was werkzaam geweest
- was werkzaam geweest
- waren werkzaam geweest
- waren werkzaam geweest
- waren werkzaam geweest
o.t.t.t.
- zal werkzaam zijn
- zult werkzaam zijn
- zal werkzaam zijn
- zullen werkzaam zijn
- zullen werkzaam zijn
- zullen werkzaam zijn
o.v.t.t.
- zou werkzaam zijn
- zou werkzaam zijn
- zou werkzaam zijn
- zouden werkzaam zijn
- zouden werkzaam zijn
- zouden werkzaam zijn
diversen
- wees werkzaam!
- zijt werkzaam!
- werkzaam geweest
- werkzaam zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für werkzaam zijn:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
arbeiten gehen | uit werken gaan; werkzaam zijn | |
zur Arbeit gehen | uit werken gaan; werkzaam zijn |