Niederländisch
Detailübersetzungen für wegrotten (Niederländisch) ins Deutsch
wegrotten:
-
wegrotten (ontbinden; rotten; vergaan; verrotten; verteren)
-
wegrotten (bederven; vergaan; rotten; verrotten)
-
wegrotten (vergaan; achteruitgaan; teruggaan; instorten; verteren; bezwijken; verrotten; tenondergaan; zinken)
vergehen; zurückgehen; zerfallen; zurücklaufen-
zurückgehen Verb (gehe zurück, gehst zurück, geht zurück, gang zurück, ganget zurück, zurückgegangen)
-
zurücklaufen Verb (laufe zurück, läufst zurück, läuft zurück, lief zurück, liefet zurück, zurückgelaufen)
Konjugationen für wegrotten:
o.t.t.
- rot weg
- rot weg
- rot weg
- rotten weg
- rotten weg
- rotten weg
o.v.t.
- rotte weg
- rotte weg
- rotte weg
- rotten weg
- rotten weg
- rotten weg
v.t.t.
- ben weggerot
- bent weggerot
- is weggerot
- zijn weggerot
- zijn weggerot
- zijn weggerot
v.v.t.
- was weggerot
- was weggerot
- was weggerot
- waren weggerot
- waren weggerot
- waren weggerot
o.t.t.t.
- zal wegrotten
- zult wegrotten
- zal wegrotten
- zullen wegrotten
- zullen wegrotten
- zullen wegrotten
o.v.t.t.
- zou wegrotten
- zou wegrotten
- zou wegrotten
- zouden wegrotten
- zouden wegrotten
- zouden wegrotten
diversen
- rot weg!
- rot weg!
- weggerot
- wegrottend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze