Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für waziger (Niederländisch) ins Deutsch

wazig:

wazig Adjektiv

  1. wazig (onduidelijk; vaag; flauw; )
    vage; unbestimmt; neblig; diesig; flau; trübe; dunkel; fahl; verschwommen; dunstig; finster; trüb; schattenhaft
  2. wazig (mistig; onhelder; nevelig; nevelachtig)
    neblig; nebelhaft
  3. wazig (troebel; beneveld)
    verschwommen; unklar; nebelig
  4. wazig (vaag zichtbaar; vaag)
    trüb; unbestimmt; trübe; vage; verschwommen; schattenhaft
  5. wazig (uitdrukkingsloos; leeg; nietszeggend; glazig; wezenloos)

Übersetzung Matrix für wazig:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ausdruckslos glazig; leeg; nietszeggend; uitdrukkingsloos; wazig; wezenloos grondeloos; leeg; onpeilbaar; uitdrukkingsloos; wezenloos
diesig flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig heiig; vervaagd; weggezakt in het geheugen
dunkel flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig afgedempt; donker; duister; gedempt; niet helder; onduidelijk; onverlicht; vaag; wollig
dunstig flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig damp uitwasemend; dampachtig; dampig; heiig; vervaagd; weggezakt in het geheugen
fahl flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig afgezaagd; bleek; eentonig; flauw; flets; grauw; kleurloos; monotoon; pips; saai; slaapverwekkend; suf; vaal; verschoten; vervelend
finster flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig afgedempt; donker; dreigend; duister; gedempt; grauwkleurig; grijs; huiveringwekkend; luguber; naargeestig; niet helder; onduidelijk; onheilspellend; onverlicht; sinister; somber; triest; troosteloos; vaag; wollig; zwaarmoedig
flau flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig armzalig; breekbaar; broos; dof; flauw; flets; fragiel; gammel; grauwkleurig; grijs; karig; krakkemikkig; krukkig; kwetsbaar; laf; lijzig; log; loom; mager; mat; niet helder; onbeholpen; onhandig; pover; schamel; schraal; schutterig; slungelig; smakeloos; stumperig; stuntelig; sukkelig; teer; wankel; zonder smaak; zonder zout; zouteloos; zoutloos; zwak
glasig glazig; leeg; nietszeggend; uitdrukkingsloos; wazig; wezenloos doorschijnend; doorzichtig; glasachtig; glazig; transparant
leer glazig; leeg; nietszeggend; uitdrukkingsloos; wazig; wezenloos blanco; hol; ijdel; inhoudsloos; ledig; leeg; loos; nietszeggend; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbeschreven; onbewoond; onbezet; ongebruikt; ongeopend; ongevuld; oningevuld; uitdrukkingsloos; vrij; wezenloos; zonder inhoud; zonder taak
nebelhaft mistig; nevelachtig; nevelig; onhelder; wazig
nebelig beneveld; troebel; wazig
neblig flauw; mistig; nevelachtig; nevelig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig damp uitwasemend; dampachtig; dampig; heiig
nichtssagend glazig; leeg; nietszeggend; uitdrukkingsloos; wazig; wezenloos hol; inhoudsloos; leeg; nietszeggend
schattenhaft flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; wazig afgedempt; gedempt; niet helder; onduidelijk; schemerig; schimmig; vaag
trüb flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; wazig bedroefd; beslagen; dof; donker; drabbig; droef; droevig; druilerig; duister; glansloos; kommervol; mat; met neerslag; miezerig; naargeestig; nat; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; onverlicht; onzuiver; regenachtig; rouwig; somber; treurig; triest; troebel; troebelachtig; troosteloos; vaag; verdrietig; vol met zorgen; wollig; zwaarmoedig
trübe flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; wazig baggerig; beslagen; dof; donker; drabbig; drassig; druilerig; duister; glansloos; mat; met neerslag; miezerig; modderig; morsig; nat; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; onverlicht; onzuiver; pruttig; ranzig; regenachtig; rouwig; slibachtig; slibberig; slijkerig; slonzig; slordig; smerig; treurig; troebel; troebelachtig; vaag; verdrietig; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; wollig
unbestimmt flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; wazig afgedempt; delicaat; gedempt; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; niet doorzichtig; niet helder; niet zeker; onbepaald; onbestemd; ondoorzichtig; onduidelijk; ongewis; onoverzichtelijk; onvast; penibel; precair; vaag; wollig
unklar beneveld; troebel; wazig niet doorzichtig; niet duidelijk; niet helder; ondoorzichtig; onduidelijk; onhelder; onklaar; onoverzichtelijk; troebel; vaag; wollig
unwesentlich glazig; leeg; nietszeggend; uitdrukkingsloos; wazig; wezenloos futiel; niet-essentieel; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend
vage flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; wazig afgedempt; gedempt; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; schemerig; schimmig; troebel; vaag
verschwommen beneveld; flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; troebel; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; wazig afgedempt; bot; gedempt; niet helder; onduidelijk; onscherp; vaag; vervaagd; weggezakt in het geheugen

Verwandte Wörter für "wazig":

  • wazigheid, waziger, wazigere, wazigst, wazigste, wazige

Wiktionary Übersetzungen für wazig:

wazig
adjective
  1. leicht neblig, trüb

Cross Translation:
FromToVia
wazig verschwommen blurry — Not clear, crisp, or focused; having fuzzy edges
wazig trüb hazy — not clear or transparent

Computerübersetzung von Drittern: