Niederländisch

Detailübersetzungen für vuig (Niederländisch) ins Deutsch

vuig:

vuig Adjektiv

  1. vuig (banaal; laag)
    platt; nierderträchtig; gemein; trivial

Übersetzung Matrix für vuig:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gemein banaal; laag; vuig achterbaks; bedriegelijk; bosachtig; donker; doortrapt; dubieus; duister; gefingeerd; gehaaid; gemeen; gemeenschappelijk; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gewoon; gezamenlijk; glibberig; gluiperig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; luguber; macaber; met zijn allen; min; nagemaakt; normaal; obscuur; onecht; onedel; onguur; onwaar; ploertig; slecht; slinks; sluw; snood; spookachtig; stiekem; tezamen; uitgekookt; vals; verdacht
nierderträchtig banaal; laag; vuig
platt banaal; laag; vuig banaal; effen; egaal; gelijk; geslepen; geëgaliseerd; glad; grof; laag-bij-de-grond; lomp; ordinair; plat; platvloers; ploertig; schunnig; strak; triviaal; vlak; vlakuit; volks; vulgair; vunzig
trivial banaal; laag; vuig alledaags; banaal; eenvoudig; futiel; gewoon; grof; laag; laag-bij-de-grond; lomp; niet hoog; niets bijzonders; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; ordinair; plat; platvloers; ploertig; schunnig; triviaal; vunzig; weinigzeggend

Verwandte Wörter für "vuig":

  • vuiger, vuigere, vuigst, vuigste, vuige

Wiktionary Übersetzungen für vuig:


Cross Translation:
FromToVia
vuig gemein; infam; verachtenswert; verächtlich; verabscheuenswert; verabscheuenswürdig; abscheulich; gräßlich; scheußlich; gräulich abject — Qui est dans un état d’abjection, qui est rejeté et digne de l’être ; vil, méprisable.
vuig eklig dégoûtant — Qui donner du dégoût.
vuig verzagt lâche — Qui n’est pas tendre, qui n’est pas serrer comme il pouvoir ou devoir l’être.
vuig verabscheuenswert; verabscheuenswürdig; abscheulich; gräßlich; scheußlich; gräulich; verabscheuend repoussant — Qui inspirer de l’aversion, du dégoût.