Niederländisch
Detailübersetzungen für verzakken (Niederländisch) ins Deutsch
verzakken:
-
verzakken
Konjugationen für verzakken:
o.t.t.
- verzak
- verzakt
- verzakt
- verzakken
- verzakken
- verzakken
o.v.t.
- verzakte
- verzakte
- verzakte
- verzakten
- verzakten
- verzakten
v.t.t.
- ben verzakt
- bent verzakt
- is verzakt
- zijn verzakt
- zijn verzakt
- zijn verzakt
v.v.t.
- was verzakt
- was verzakt
- was verzakt
- waren verzakt
- waren verzakt
- waren verzakt
o.t.t.t.
- zal verzakken
- zult verzakken
- zal verzakken
- zullen verzakken
- zullen verzakken
- zullen verzakken
o.v.t.t.
- zou verzakken
- zou verzakken
- zou verzakken
- zouden verzakken
- zouden verzakken
- zouden verzakken
diversen
- verzak!
- verzakt!
- verzakt
- verzakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze