Niederländisch
Detailübersetzungen für verwilderen (Niederländisch) ins Deutsch
verwilderen:
-
verwilderen
Konjugationen für verwilderen:
o.t.t.
- verwilder
- verwildert
- verwildert
- verwilderen
- verwilderen
- verwilderen
o.v.t.
- verwilderde
- verwilderde
- verwilderde
- verwilderden
- verwilderden
- verwilderden
v.t.t.
- ben verwilderd
- bent verwilderd
- is verwilderd
- zijn verwilderd
- zijn verwilderd
- zijn verwilderd
v.v.t.
- was verwilderd
- was verwilderd
- was verwilderd
- waren verwilderd
- waren verwilderd
- waren verwilderd
o.t.t.t.
- zal verwilderen
- zult verwilderen
- zal verwilderen
- zullen verwilderen
- zullen verwilderen
- zullen verwilderen
o.v.t.t.
- zou verwilderen
- zou verwilderen
- zou verwilderen
- zouden verwilderen
- zouden verwilderen
- zouden verwilderen
diversen
- verwilder!
- verwildert!
- verwilderd
- verwilderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für verwilderen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
verwildern | verwilderen |