Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- versnijden:
-
Wiktionary:
- versnijden → verdünnen, verwässern, diluieren, schmieren, betten, ausbreiten, ausrecken, strecken, ausstrecken, erstrecken, aufspannen, ausspannen, auslegen, auswerfen, aufhängen, recken, ausdehnen, dehnen, erweitern
Niederländisch
Detailübersetzungen für versnijden (Niederländisch) ins Deutsch
versnijden:
-
versnijden (aanlengen; verdunnen; verwateren)
-
versnijden (fout knippen; verknippen)
verschneiden-
verschneiden Verb (verschneide, verschneidest, verschneidet, verschnitt, verschnittet, verschnitten)
-
Konjugationen für versnijden:
o.t.t.
- versnijd
- versnijdt
- versnijdt
- versnijden
- versnijden
- versnijden
o.v.t.
- versneed
- versneed
- versneed
- versneden
- versneden
- versneden
v.t.t.
- heb versneden
- hebt versneden
- heeft versneden
- hebben versneden
- hebben versneden
- hebben versneden
v.v.t.
- had versneden
- had versneden
- had versneden
- hadden versneden
- hadden versneden
- hadden versneden
o.t.t.t.
- zal versnijden
- zult versnijden
- zal versnijden
- zullen versnijden
- zullen versnijden
- zullen versnijden
o.v.t.t.
- zou versnijden
- zou versnijden
- zou versnijden
- zouden versnijden
- zouden versnijden
- zouden versnijden
diversen
- versnijd!
- versnijdt!
- versneden
- versnijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für versnijden:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
strecken | aanlengen; verdunnen; versnijden; verwateren | krammen; met een kram vastmaken; opspannen; prikken; spannen; steken; steken geven; strekken; uitrekken; verhelpen; zich uitrekken |
verdünnen | aanlengen; verdunnen; versnijden; verwateren | |
verlängern | aanlengen; verdunnen; versnijden; verwateren | duur verlengen; prolongeren; uitrekken; verlengen |
verschneiden | fout knippen; verknippen; versnijden | snipperen; verknippen; versnipperen |
Wiktionary Übersetzungen für versnijden:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• versnijden | → verdünnen; verwässern; diluieren | ↔ diluer — didactique|fr étendre d’eau ou d'un solvant adapté, un liquide quelconque. |
• versnijden | → schmieren; betten; ausbreiten; ausrecken; strecken; ausstrecken; erstrecken; aufspannen; ausspannen; auslegen; auswerfen; aufhängen; recken; ausdehnen; dehnen; erweitern; verdünnen; verwässern; diluieren | ↔ étendre — Traductions à trier suivant le sens |