Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. verschikken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verschikken (Niederländisch) ins Deutsch

verschikken:

verschikken Verb (verschik, verschikt, verschikte, verschikten, verschikt)

  1. verschikken (verplaatsen; disloqueren; verschuiven; )
    verschieben; verlegen; verstellen; verrücken; verschleppen
    • verschieben Verb (verschiebe, verschiebst, verschiebt, verschob, verschobt, verschoben)
    • verlegen Verb (verlege, verlegst, verlegt, verlegte, verlegtet, verlegt)
    • verstellen Verb (verstelle, verstellst, verstellt, verstellte, verstelltet, verstellend)
    • verrücken Verb (verrücke, verrückst, verrückt, verrückte, verrücktet, verrückt)
    • verschleppen Verb (verschleppe, verschleppst, verschleppt, verschleppte, verschlepptet, verschleppt)

Konjugationen für verschikken:

o.t.t.
  1. verschik
  2. verschikt
  3. verschikt
  4. verschikken
  5. verschikken
  6. verschikken
o.v.t.
  1. verschikte
  2. verschikte
  3. verschikte
  4. verschikten
  5. verschikten
  6. verschikten
v.t.t.
  1. heb verschikt
  2. hebt verschikt
  3. heeft verschikt
  4. hebben verschikt
  5. hebben verschikt
  6. hebben verschikt
v.v.t.
  1. had verschikt
  2. had verschikt
  3. had verschikt
  4. hadden verschikt
  5. hadden verschikt
  6. hadden verschikt
o.t.t.t.
  1. zal verschikken
  2. zult verschikken
  3. zal verschikken
  4. zullen verschikken
  5. zullen verschikken
  6. zullen verschikken
o.v.t.t.
  1. zou verschikken
  2. zou verschikken
  3. zou verschikken
  4. zouden verschikken
  5. zouden verschikken
  6. zouden verschikken
diversen
  1. verschik!
  2. verschikt!
  3. verschikt
  4. verschikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verschikken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
verlegen disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten neerleggen; onderuit halen; opschorten; opschuiven; plaats maken; rekken; uitstellen; verplaatsen; verschuiven; vertragen; verzetten; voor zich uitschuiven; wegmaken; zoek maken; zoekmaken
verrücken disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten iets verplaatsen; opschuiven; overplaatsen; plaats maken; schuivend verplaatsen; standplaats veranderen; verleggen; verplaatsen; verschuiven; verzetten; voor zich uitschuiven
verschieben disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten iets verplaatsen; opschorten; opschuiven; overplaatsen; plaats maken; rekken; schuivend verplaatsen; standplaats veranderen; uitstellen; verleggen; verplaatsen; verschuiven; vertragen; verzetten; voor zich uitschuiven
verschleppen disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten verslepen; wegmaken; zoek maken; zoekmaken
verstellen disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten barricaderen; iets verplaatsen; opschuiven; overplaatsen; plaats maken; standplaats veranderen; verleggen; verplaatsen; versperren; verzetten
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
verlegen bedeesd; beschroomd; bleu; geremd; ingehouden; kopschuw; schroomvallig; schuchter; schuw; timide; verlegen