Niederländisch
Detailübersetzungen für vernauwen (Niederländisch) ins Deutsch
vernauwen:
-
vernauwen (versmallen)
verschmälern; verengen; engermachen; sich verengen-
verschmälern Verb (verschmälere, verschmälerst, verschmälert, verschmälerte, verschmälertet, verschmälert)
-
engermachen Verb
-
sich verengen Verb (verenge mich, verengst dich, verengt sich, verengte sich, verengtet euch, sich verengt)
-
Konjugationen für vernauwen:
o.t.t.
- vernauw
- vernauwt
- vernauwt
- vernauwen
- vernauwen
- vernauwen
o.v.t.
- vernauwde
- vernauwde
- vernauwde
- vernauwden
- vernauwden
- vernauwden
v.t.t.
- heb vernauwd
- hebt vernauwd
- heeft vernauwd
- hebben vernauwd
- hebben vernauwd
- hebben vernauwd
v.v.t.
- had vernauwd
- had vernauwd
- had vernauwd
- hadden vernauwd
- hadden vernauwd
- hadden vernauwd
o.t.t.t.
- zal vernauwen
- zult vernauwen
- zal vernauwen
- zullen vernauwen
- zullen vernauwen
- zullen vernauwen
o.v.t.t.
- zou vernauwen
- zou vernauwen
- zou vernauwen
- zouden vernauwen
- zouden vernauwen
- zouden vernauwen
diversen
- vernauw!
- vernauwt!
- vernauwd
- vernauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für vernauwen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
engermachen | vernauwen; versmallen | |
sich verengen | vernauwen; versmallen | |
verengen | vernauwen; versmallen | |
verschmälern | vernauwen; versmallen |