Niederländisch
Detailübersetzungen für vermalen (Niederländisch) ins Deutsch
vermalen:
Konjugationen für vermalen:
o.t.t.
- vermaal
- vermaalt
- vermaalt
- vermalen
- vermalen
- vermalen
o.v.t.
- vermaalde
- vermaalde
- vermaalde
- vermaalden
- vermaalden
- vermaalden
v.t.t.
- heb vermalen
- hebt vermalen
- heeft vermalen
- hebben vermalen
- hebben vermalen
- hebben vermalen
v.v.t.
- had vermalen
- had vermalen
- had vermalen
- hadden vermalen
- hadden vermalen
- hadden vermalen
o.t.t.t.
- zal vermalen
- zult vermalen
- zal vermalen
- zullen vermalen
- zullen vermalen
- zullen vermalen
o.v.t.t.
- zou vermalen
- zou vermalen
- zou vermalen
- zouden vermalen
- zouden vermalen
- zouden vermalen
diversen
- vermaal!
- vermaalt!
- vermalen
- vermalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für vermalen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Zermahlen | gemalen; vermalen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
feinmahlen | fijnmalen; malen; vermalen | fijn drukken; fijnmaken; platdrukken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren |
mahlen | fijnmalen; malen; vermalen | |
zermahlen | fijnmalen; malen; vermalen | fijnmaken; platdrukken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren |