Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Geschichte erzählen
|
verhaal vertellen; verhalen; vertellen
|
|
austragen
|
verhaal vertellen; verhalen; vertellen
|
bestellen; doorgeven; doorspelen; doorvertellen; een boodschap uitdragen; geven; inschrijving opheffen; klikken; orderen; rondbrieven; rondvertellen; schenken; ten einde dragen; uitdragen; uitspelen; uitstrooien; uitzaaien; verklappen; verklikken; verkondigen; verlenen; verlinken; verraden; verstrekken; voldragen
|
berichten
|
verhaal vertellen; verhalen; vertellen
|
babbelen; berichten; informeren; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; meedelen; melden; praten; rapporteren; snateren; spreken; verslag uitbrengen; wauwelen; zwammen
|
deklamieren
|
verhaal vertellen; verhalen; vertellen
|
babbelen; bewust maken; declameren; hoogdravend praten; informeren; kakelen; kennisgeven van; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; oreren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zeggen; zwammen
|
erzählen
|
verhaal vertellen; verhalen; vertellen
|
babbelen; beschrijven; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; mededelen; meeconverseren; meepraten; praten; snateren; spreken; uiteenzetten; verhalen; vertellen; wauwelen; wijsmaken; zeggen; zwammen
|
melden
|
verhaal vertellen; verhalen; vertellen
|
aangeven; berichten; declareren; erbij zeggen; iets aankondigen; iets melden; in aantocht zijn; informeren; meedelen; melden; noemen; rapporteren; vermelden; verslag uitbrengen; zich aandienen; zich aanmelden; zich melden; zich opgeven; zich voordoen
|
mitteilen
|
verhaal vertellen; verhalen; vertellen
|
berichten; beschrijven; erbij zeggen; iets melden; informeren; inlichten; klikken; mededelen; meedelen; melden; noemen; op de hoogte brengen; rapporteren; tippen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiteenzetten; uiten; uiting geven aan; van iets in kennis stellen; verhalen; verklappen; verklikken; verlinken; vermelden; verraden; verslag uitbrengen; vertellen; vertolken; verwittigen; verwoorden; waarschuwen; zeggen
|
reden
|
verhaal vertellen; verhalen; vertellen
|
babbelen; bezet zijn; communiceren; converseren; een conversatie hebben; in contact staan; in gesprek zijn; kakelen; klappen; kletsen; kouten; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen
|
sagen
|
verhaal vertellen; verhalen; vertellen
|
babbelen; berichten; communiceren; converseren; een conversatie hebben; in contact staan; informeren; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; meedelen; melden; naar voren brengen; opmerken; praten; rapporteren; snateren; spreken; ter sprake brengen; verslag uitbrengen; vertellen; verwoorden; wauwelen; zeggen; zwammen
|
sprechen
|
verhaal vertellen; verhalen; vertellen
|
babbelen; communiceren; een conversatie hebben; in contact staan; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen
|