Niederländisch
Detailübersetzungen für verder lopen (Niederländisch) ins Deutsch
verder lopen:
-
verder lopen (doorlopen; verdergaan; voortgaan; avanceren)
durchlaufen; weitergehen; durchgehen; durchmachen; weiterlaufen-
weitergehen Verb (gehe weiter, gehst weiter, geht weiter, ginge weiter, ginget weiter, weitergegangen)
-
durchmachen Verb (mache durch, machst durch, macht durch, machte durch, machtet durch, durchgemacht)
-
weiterlaufen Verb (laufe weiter, läufst weiter, läuft weiter, lief weiter, liefet weiter, weitergelaufen)
Konjugationen für verder lopen:
o.t.t.
- loop verder
- loopt verder
- loopt verder
- lopen verder
- lopen verder
- lopen verder
o.v.t.
- liep verder
- liep verder
- liep verder
- liepen verder
- liepen verder
- liepen verder
v.t.t.
- ben verder gelopen
- bent verder gelopen
- is verder gelopen
- zijn verder gelopen
- zijn verder gelopen
- zijn verder gelopen
v.v.t.
- was verder gelopen
- was verder gelopen
- was verder gelopen
- waren verder gelopen
- waren verder gelopen
- waren verder gelopen
o.t.t.t.
- zal verder lopen
- zult verder lopen
- zal verder lopen
- zullen verder lopen
- zullen verder lopen
- zullen verder lopen
o.v.t.t.
- zou verder lopen
- zou verder lopen
- zou verder lopen
- zouden verder lopen
- zouden verder lopen
- zouden verder lopen
en verder
- heb verder gelopen
- hebt verder gelopen
- heeft verder gelopen
- zijn verder gelopen
- zijn verder gelopen
- zijn verder gelopen
diversen
- loop verder!
- loopt verder!
- verder gelopen
- verder lopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze