Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- verdampt:
- verdampen:
-
Wiktionary:
- verdampen → auflösen, sieden, verdampfen
Niederländisch
Detailübersetzungen für verdampt (Niederländisch) ins Deutsch
verdampt:
-
verdampt (vervluchtig)
Übersetzung Matrix für verdampt:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
verdampft | verdampt; vervluchtig | |
verflüchtig | verdampt; vervluchtig |
verdampen:
-
verdampen (dampen; rook afgeven)
-
verdampen (vervliegen; tot damp worden)
Konjugationen für verdampen:
o.t.t.
- verdamp
- verdampt
- verdampt
- verdampen
- verdampen
- verdampen
o.v.t.
- verdampte
- verdampte
- verdampte
- verdampten
- verdampten
- verdampten
v.t.t.
- heb verdampt
- hebt verdampt
- heeft verdampt
- hebben verdampt
- hebben verdampt
- hebben verdampt
v.v.t.
- had verdampt
- had verdampt
- had verdampt
- hadden verdampt
- hadden verdampt
- hadden verdampt
o.t.t.t.
- zal verdampen
- zult verdampen
- zal verdampen
- zullen verdampen
- zullen verdampen
- zullen verdampen
o.v.t.t.
- zou verdampen
- zou verdampen
- zou verdampen
- zouden verdampen
- zouden verdampen
- zouden verdampen
diversen
- verdamp!
- verdampt!
- verdampt
- verdampend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für verdampen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
dampfen | dampen; rook afgeven; verdampen | dampen; stomen; uitwasemen; wasemen |
dunsten | dampen; rook afgeven; verdampen | |
evaporieren | tot damp worden; verdampen; vervliegen | dikker worden; verdikken |
qualmen | dampen; rook afgeven; verdampen | dampen; roken; stomen; uitwasemen; walm afgeven; walmen; wasemen |
verdampfen | tot damp worden; verdampen; vervliegen | |
verfliegen | tot damp worden; verdampen; vervliegen | vervluchtigen |
zunehmen | tot damp worden; verdampen; vervliegen | aangroeien; aankomen; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; dikker worden; gedijen; groeien; groter worden; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogstijgen; opzetten; rijzen; stijgen; talrijker maken; toenemen; uitbreiden; vergroten; vermeerderen; zwaarder worden |